24
24 April 1941.
KINDERTOELAGE-REGELING VOOR BURGE-
MEESTERS, SECRETARISSEN EN
ONTVANGERS.
AAN DEN RAAD.
Onder dagteekening van 12 Maart 1941 hebben Ge-
deputeerde Staten dezer provincie ons medegedeeld,
dat zij voornemens zijn voor de burgemeesters, secre-
tarissen en ontvangers der gemeenten in dit gewest
eene kindertoelage-regeling in te voeren, waarvan de
inhoud naar het gevoelen van genoemd college als
volgt zou kunnen luiden:
Artikel 1.
Met inachtneming van het in de volgende artikelen
dezer regeling bepaalde, genieten de burgemeesters,
secretarissen en ontvangers boven en behalve hun
jaarwedde, bij wijze van tijdelijke toelage, voor hunne
wettige of gewettigde kinderen beneden den leeftijd
van 18 jaar, die zij op den lsten Januari van het jaar
bezttten, doch slechts indien en voor zooverre deze
meer dan twee in getal zijn, eene kindertoelage, welke
per kind en per jaar 3°/o van hunne bruto-wedde be-
draagt, met een minimum van f 60.en met een
maximum van f 205.per kind en per jaar.
Art. 2.
Pleegkinderen, die deel uitmaken van het gezin van
den burgemeester, secretaris of ontvanger en geheel
als eigen kinderen door hem worden onderhouden en
opgevoed, worden voor de toepassing dezer regeling
met eigen kinderen gelijkgesteld.
Art. 3.
Bij gelijktijdige vervulling van ambten, in artikel 1
dezer regeling genoemd, wordt de kindertoelage over
de gezamenlijke in die ambten genoten bruto-wedden
berekend.
Art. 4.
Deze regeling wordt geacht op 1 Januari 1941 in
werking te zijn getreden.