28
24 April 1941
3. De op wachtgeld gestelde, die op den dag van
ontslag kostwinner was van een gezin, doch na het ont-
-slag die hoedanigheid verliest, wordt voor den verderen
•duur van het hem toegekende wachtgeld behandeld op
den voet als in het eerste lid ten aanzien van niet-
kostwinners is bepaald.
i
Artikel 38.
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om, op
verzoek van en na verkregen overeenstemming met den
bélanghebbende, het bij dît reglement vastgestelde
wachtgeld te vervangen door eene uitkeering ineens, of
door het treffen van eene bijzondere regeling.
Artikel 39.
Onder diensttijd wordt voor de toepassing van deze
regeling verstaan de aan het ontslag voorafgaande tijd,
die in aanmerking komt voor pensioen.
Artikel 40.
Onder laatstelijk genoten wedde wordt verstaan de
"bezoldiging, die in de verlaten betrekking op den dag
vöör het ontslag werd genoten met inbegrip eventueel
van zoodanige toelagen, als bij de berekening van den
pensioensgrondslag in aanmerking komen.
Artikel 41.
1. Het wachtgeld wordt verminderd met het geheel
of een deel van het bedrag, dat de betrokkene geniet
uit arbeid of bedrijf, na den ingang van het wachtgeld
ter hand genomen, met dien verstande, dat het bedrag
van het alsdan genoten wachtgeld, gevoegd bij boven-
bedoelde inkomsten uit arbeid of bedrijf, niet nrag dalen
beneden de laatstelijk genoten bezoldiging.
2. De betrokken ambtenaar is binnen een door Bur-
gemeester en Wethouders te stellen termijn en zoo vaak
als dat van hem wordt geëischt, verplicht, opgave te
doen van het bedrag der inkomsten uit arbeid of bedrijf.
Voldoet hij aan die verplichting niet, dan kan het wacht-
geld worden ingehouden, te rekenen van het einde van
pvenbedoelden termijn.