28
24 April 1941
VERORDENING QEMEENTEPOLITIE.
AAN DEN RAAD.
De verordening, regelende de rangen, het aantal, de
samenstelling, de eischen van benoembaarheid en de
bezoldiging van de ambtenaren der gemeentepolitie,
genoemd de „Verordening gemeentepolitie", vastge-
steld bij raadsbesluit van 27 Februari 1936, n'11, is
in werking getreden op 1 April 1936. Bij K- B. van
30 Mei 1936, n°. 52, is deze verordening voor een
tijdvak van 5 jaren goedgekeurd, zoodat dit tijdvak
op 1 April j.l. is verstreken.
Deze verordening behoort opnieuw te worden vast-
gesteld en ter goedkeuring te worden aangeboden.
Bijgaand ontvangt U het ontwerp daarvoor. De in de
laatste jaren door U in deze verordening aangebrachte
wijzigingen zijn hierin verwerkt.
Voorts is in de artikelen 5 en 18 de bevoegdheid
van Burgemeester en Wethouders op den Burgemees-
ter overgedragen, zulks in verband met een circulaire
d.d. 7 Mei 1940, le Afd. n°. 66/8651 I van den Com-
missaris der Koningin in deze Provincie. Daarin toch
is als het standpunt van het Departement van Binnen-
landsche Zaken aangegeven, dat de Burgemeester be-
hoort op te treden als uitvoerend orgaan met betrek-
king tot bepalingen, die zijn beleid en verantwoorde-
lijkheid als hoofd der plaatselijke politie raken, voor
zoover zulks niet bepaaldelijk in strijd met de ge-
meentewet moet worden geacht. Onder de hierbe-
doelde bepalingen worden in het bijzonder verstaan
die, bij de uitvoering waarvan in meer of mindere
mate een beoordeeling van de hoedanigheden van het
politiepersoneel in het geding komt, zooals het toe-
kennen van buitengewone weddeverhoogingen, het in-
houden van normale weddeverhoogingen, het vaststel-
len van de aanvangswedde boven het in de verorde-
ning vastgestelde minimum, het toekennen van grati-
ficaties e. d.
Verder meenen wij dat uit artikel 36 de uitzonde-
ring van het vervroegd ouderdomspensioen behoort
te vervallen, terwijl de bestaande overgangsbepalingen
ook niet meer opgenomen behoeven te worden.
Bij de behandeling van deze ontwerp-verordening
