40
CREDIET VOOR UITWERKEN PLANNEN
STICHTING ZUIVERINGSINRICHTING
VOOR RIOOLWATER.
Door Dijkgraaf en Hoogheemraden van het Hoog-
heemraadschap van Rijnland werd in de vergunning,
waarbij aan deze gemeente toestemming werd verleend
voor het loozen van verontreinigd water op Rijnland's
boezem, o.m. bepaald dat die vergunning na einde
Maart 1942 niet zou worden verlengd, tenzij middelen
zijn of worden uitgevoerd of althans zijn ontworpen,
waardoor voor een afdoende zuivering van het ver-
ontreinigde afvalwater zal worden gezorgd, voordat
dat op den boezem van Rijnland wordt geloosd.
ln verband Iiiermede waren maatregelen genomen
om te komen tot de stichting van een zuiveringsin-
richting voor rioolwater. De in 1939 en in het bijzonder
in 1940 ingetreden buitengewone omstandigheden maak-
ten het ondoenlijk tot de uitvoering van de vereischte
werkzaamheden over te gaan. Met de bestudeering van
het vraagstuk der zuivering van afvalwater werd even-
wel toch doorgegaan. Daarbij kwam de vraag naar
voren of reeds nu moest worden overgegaan tot het
uitwerken van de plannen voor de stichting van een
zuiveringsinrichting, dan wel of daarmede diende te
worden gewacht tot na den oorlog.
Aanvankelijk werd gemeend dat de uitwerking van
deze plannen nu nog achterwege zou kunnen blijven,
omdat daarvoor nog ruimschoots gelegenheid zou be-
staan wanneer de toestanden zoodanig zijn gewijzigd
dat uitzicht bestaat, dat de werken inderdaad kunnen
worden uitgevoerd.
Deze zienswijze moet evenwel worden herzien in
verband met de door het Hoogheemraadschap van
Rijnland nader gestelde voorwaarde, dat reeds in de
eerste twee jaren na den oorlog de zuiveringsinrichting
tot stand gebracht moet worden, opdat het afvalwater
van deze gemeente geen verdere verontreiniging van
Rijnland's boezem ten gevolge zal hebben.
Deze nadere voorwaarde heeft aanleiding gegeven
tot het hervatten van de reeds eerder met de N. V.
Dorr-Oliver, ingenieursbureau te's-Gravenhage, gevoer-