49
28 Juni 1946.
De heer van Unen, Wethouder, antwoordt, dat inder-
tijd door den Raad besloten is tot invoering van open-
baar kleuteronderwijs over te gaan. Uit dezen Raad zijn
in verband daarmede, stemmen opgegaan, in hoeverre
het tegenwoordige gemeentebestuur uitdrukking
wenscht te geven aan den wensch van den vorigen
Raad. Door Burgemeester en Wethouders zijn daarvoor
de noodige stappen gedaan. Omdat Gedeputeerde Sta-
ten nog geen kennis hebben kunnen nemen van de be-
grooting 1946, hebben Burgemeester en Wethouders
gepoogd, zich er van te overtuigen of bij Gedeputeerde
Staten tegen deze uitgaven bezwaren bestaan, omdat
Gedeputeerde Staten hebben voorgeschreven, dat elk
gemeentebestuur voor nieuwe uitgaven hen eerst op de
hoogte moet stellen. Gedeputeerde Staten wenschen zich
hierover echter niet uit te spreken alvorens de Raad een
beslissing heeft genomen over het al dan niet uitvoeren
van het raadsbesluit van 6 Januari 1939. Dit is dus
anders dan de heer Mr. Pliester meent. Deze wil naast
het bestaande kleuteronderwijs nog een ander particulier
instituut op neutrale basis, dat zich met neutraal kleuter-
onderwijs bezig houat. Als de Raad dus eerst heeft
beslist of hij uitvoering wil geven aan het bestaande
raadsbesluit, dan komen de voorgestelde verordeningen
in behandeling.
Bij de kostenkwestie, die door den heer Mr. Pliester
is aangesneden, kan men niet zonder meer overgaan to'
een vermenigvuldiging van het genoemde bedrag van
2500.Dit bedrag is voorloopig gesteld. Er is nog
niet bekend hoeveel leerlingen aan het onderwijs zullen
deelnemen, noch in welke groepen zij zullen vallen voor
het schoolgeld. Het bedrag van f 2500.moet dan ook
geheel als een stelpost beschouwd worden.
Spreker betwijfelt of een andere instantie goedkooper
zal kunnen exploiteeren dan de gemeente, die dit onder-
wijs zal geven in 3 lokalen die er reeds zijn. Dit is toch
wel de goedkoopste manier. De inrichting der klassen
bestaande uit stoelen en banken, zal elke vereeniging
moeten koopen. Dit maakt dus ook geen verschil. De
salarieering van het personeel zal nauw aansluitend zijn
aan die voor de bijzondere kleuterscholen. Het gebouw,
de inrichting en de onderwijskrachten, zullen dus voor