50
28 Juni 1946.
geen enkele instelling goedkooper uitvallen dan voor
de gemeente.
Ten aanzien van de voorgestelde schoolgeldregeling
merkt spreker op, dat onlangs door den Raad het school-
geld is vastgesteld voor het lager onderwijs. Burge-
meester en Wethouders hebben deze verordening voor
het schoolgeld voor het voorbereidend onderwijs op
den voet gevolgd. Zij hebben het schoolgeld echter lich-
telijk lager genomen. Spreker geeft toe, dat Burgemees-
ter en Wethouders een klein stapje verder zijn gegaan
dan bij het openbaar lager onderwijs, waardoor het
schoolgeld voor de kinderen van de arbeidersklasse en
kleine burgerij iets goedkooper is.
De heer Disselkoen kan instemmen met het voorstel
van Burgemeester en Wethouders. Het thans ingedien-
de voorstel is een product van een 15-jarige studie van
het _gemeentebestuur en Volksonderwijs. Spreker is
geschrokken van het betoog van den heer Mr. Pliester.
Als één zaak doodgestudeerd is, dan is het het open-
baar voorbereidend onderwijs wel. Spreker sluit zich
§an bij de door den heer van llnen gemaakte opmer-
kingen. Wat door den heer Mr. Pliester is gesugge-
reeid is geen openbaar voorbereidend onderwijs.
Spreker wijst den heer Mr. Pliester er op, dat de
kosten inderdaad niet ver van f 20.000.af zullen
blijven. De heer Mr. Pliester vergeet echter, dat daar
f 10.000.onder begrepen is als subsidie voor het bij-
zonder voorbereidend onderwijs.
De ontworpen schoolgeldregeling lijkt nu welergroyaal,
maar spreker wijst er op, dat bij een schoolgeldmaat-
staf van f 50.een arbeider f 1.per week loonbe
lasting betaalt en hoe gauw betaalt men geen gulden
per week loonbelasting! Ook de arbeider zal dus school-
geld moeten betalen. Bovendien is er geen bepaling in
de schoolgeldregeling opgenomen, dat bij 2 of 3 kinde-
ren uit hetzelfde gezin een reductie wordt toegepast.
Als men deze factoren in oogenschouw neemt, aldus
spreker, dan wordt de waardeering voor de voorgestel-
de regeling wel even anders.
Het meest ontsteld is spreker echter .over de opmer-
king van den heer Mr. Pliester ten aanzien van de
salarissen voor het onderwijzend personeel. In 1939