53
28 Juni 1946.
ming tusschen beide artikelen, door in art. 16 in plaats
van van ..hoofd der school" te spreken van ,,de leidster
der kleuterklasse". Spreker meent, dat aan het hoofd
der openbare lagere school geen werkzaamheden voor
het voorbereidend onderwijs mogen worden opgedra-
9en-
De heer van Unen, Wethouder, antwoordt, dat de
bedoeling van art. 1 is, dat de leidster van een in een
schoo! gevestigde kleuterklas voeling houdt met het
hoord der school inzake de in de school te handhaven
orde. Spreker heeft er geen bezwaar tegen, in den
aanhef van art. 16 der schoolgeldverordening te spre-
ken van ,,de leidster der kleuterklasse" in plaats van
„het hoofd der school".
Bij art. 2 merkt Mr. Pliester op, dat er nog wel andere
doelen zijn die bij het voorbereidend onderwijs worden
nagestreefd dan enkel de ontwikkeling der lichamelijke
en verstandelijke vermogens, waarbij spreker denkt aan
karaktervorming der kinderen. Nochtans heeft spreker
geen andere omschrijving kunnen vinden.
Voorts stelt spreker voor het woord ,,verstandige" te
vervangen door ,,verstandelijke", welk voorstel zonder
hoofdelijke stemming wordt aangenomen.
Bij art. 5 merkt de heer Mr. Pliester op ,dat in de
praktijk de vacanties voor het voorbereidend onderwijs
"afwijken van die voor het lager onderwijs, waarom spre-
ker verzoekt daar rekening mee te houden.
De heer van Unen, Wethouder, stelt daarom voor om
in de 2e alinea van art. 5 in plaats van ,,in overeen-
stemming" te lezen ,,rekening houdende", welk voorstel
zonder hoofdelijke stemming wordt aangenomen.
De heer Mr. Pliester vraagt zich bij art. 7 af, of niet
te veel wordt toegegeven aan de neiging om benoemin-
gen gemakshalve aan Burgemeester en Wethouders
over te dragen. Spreker wijst er op, dat het benoemings-
recht van den Raad van onderwijzend personeel bij de
wet is vastgelegd. Spreker vraagt of er nu een speciale
aanleiding is om hiervan voor het voorbereidend onder-
wijs af te wijken, nu eenmaal de verordening het systeem
der lager onderwijswet volgt. Spreker is er niet voor,