54 28 Juni 1946.
dat de Raad zich het benoemingsrecht van onderwijzend
personeel laat ontnemen.
De heer van Unen, Wethouder, wijst er op, dat zeer
veel bevoegdheden van den Raad bij de wet aan Bur~
gemeester en Wethouders zijn gedelegeerd.
De heer Disselkoen merkt op, dat als er aan de rech-
ten van den Raad zou Igetornd worden, spreker daar
zeker tegenop zou komen. Heemstede, aldus spreker, is
een belangrijke plaats geworden, wier Raad zich niet
met futiliteiten dient te bemoeien. Spreker kan zich er
daarom volkomen mede vereenigen, dat Burgemeester
en Wethouders gemachtigd worden om een fröbel-
onderwijzeres te benoemen. De Raad heeft wel andere
besognes dan het bekrachtigen van een benoeming, het-
welk veelal een formaliteit is. Dit is de taak van den
Raad niet. Spreker vindt het heel goed, dat dergelijke
kleine dingen aan het dagelijksch bestuur worden gede-
legeerd.
De heer Mr. Pliester wil er niet verder op aandringen.
Spreker heeft hier alleen maar de aandacht op willen
vestigen.
De heer van den Berge is het eens met de gedachten-
gang van den heer Mr. Pliester. Spreker meent, dat er
momenten kunnen zijn, waarop het wenschelijk is, dat
de Raad zelf een beslissing kan nemen. Spreker wil
daarom de benoeming van een hoofd der openbare
school voor voorbereidend onderwijs in overeenstem-
ming laten met de benoeming van onderwijzend perso-
neel voor het lager onderwijs.
De heer Mr. Pliester stelt voor, om de eerste zin van
art. 7 als volgt te lezen: ,,Het personeel wordt benoemd
en ontslagen door den Raad. Schorsing geschiedt door
Burgemeester en Wethouders, die ook de salarissen
vaststellen".
Dit voorstel wordt door de heeren Tel en van den
Berge ondersteund.
Uit de gehouden stemming blijkt, dat het voorstel
met 312 stemmen is verworpen.
Vöör het voorstel stemden de heeren Tel, Mr. Plies-
ter en van den Berge.
t