68
22 juli 1946.
van Burgemeester en Wethouders vereischen. Spreker
zegt dank voor de hulde aan bepaalde ambtenaren ge-
bracht maar wil het overige gemeente-personeel, dat
gedurende den bezettingstijd zijn gevaarlijke en hoogst
riskante taak op eerlijke en juiste wijze vervuJd heeft,
gaarne in dezen lof laten deelen.
Den heer Reijnders kan spreker de geruststellende
verzekering geven, dat bij bevorderingen ot benoemin-
gen zeer serieus wordt nagegaan wie voor de betrok-
en functie krachtens ancienniteit en capaciteiten het
meest in aanmerking komt, Het college van Burgemees-
ter en Wethouders hoedt zich daarbij zorgvuldig met
de politieke kleur van den candidaat rekening te houden
De heer van Unen, Wethouder, bestrijdt de meening
dat de gemeente buitengewone hooge winsten uit de
bedrijven zou halen. Spreker ontleent aan de Statistiek
der Gemeentefinanciën van 1942, dat, voor wat betreft
de gemeenten boven 100.000 inwoners, de winst per
mwoner in 1940 bedroeg voor de electriciteitsbedrijven
8.71, voor de gasbedrijven 2.36 en voor de water-
leidingbedrijven /3.11 per inwoner, hetgeen een totaal
oplevert van 14.18 per inwoner, Heemstede behaalde
in dat jaar van de drie bedrijven gezamenlijk een
winst van 10.14 per inwoner, hetgeen dus belangrijk
onder het gemiddelde der groote steden blijft. Dit laat-
ste gemiddelde is in Heemstede trouwens over geen
enkel jaar gehaald. Dat de bedrijfswinsten uitsluitend
hun ontstaan te danken hebben aan de levering aan
grootere verbruikers wordt duidelijk geïllustreerd door
de volgende cijfers. Het gemiddeld verbruik van een
arbeidersgezin kon vöör den oorlog geraamd worden
op 102 kwh. electrische stroom, 28 M3 water en 296
M3 gas. Bij een verbruik van 80 kwh. electrische
stroom wordt geen winst gemaakt, terwijl bij een ver-
bruik van 90 kwh, een winst gemaakt wordt van 1.40
per jaar. Voor water is het zelfs zoo, dat bij een ver-
bruik van 40 M3 nog niet ten volle wordt bijgedragen
aan de algemeene bedrijfsonkosten, terwijl tenslotte bij
het gas de winst eerst begint bij een verbruik van
310 M3.
De heer Jhr. van de Poll, Wethouder, merkt, in aan-
sluiting aan hetgeen Wethouder van Unen over de