51
20 December 1946.
OVERGANGSREGELING SALARISSEN EN
LOONEN GEMEENTEPERSONEEL.
Aan den Raad,
Op 17 dezer ontvingen wij een zeer uitvoerige circu-
laire van den Minister van Binnenlandsche Zaken, ge-
dateerd 10 December 1946, waarin mededeeling wordt
gedaan van de maatregelen, die de Regeering getroffen
heeft ten opzichte van de verbetering van de finan-
cieele positie van het burgerlijk Rijkspersoneel en
waarin ook richtlijnen worden gegeven voor een defini-
tieve herziening der salarissen en loonen van het
gemeentepersoneel.
Wat de definitieve herziening van de salarissen van
het Rijkspersoneel betreft kan worden medegedeeld,
dat het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren
1934 zoodanig zal worden gewijzigd, dat:
a. de toelagen, welke verleend worden krachtens
het K.B. van 15 Januari 1946, Stbl. No. G 13, n.l. de
15 en 5 en de tweede 5 voor zoover daardoor
het grensbedrag voor gehuwden en ongehuwden van
3000.niet wordt overschreden, worden opgenomen
in de basiswedde naar-den toestand van Mei 1940;
b. voor gehuwden en ongehuwden een overbrug-
gingstoelage van 240.eveneens in die wedde wordt
opgenomen;
c. de dan ontstane bedragen worden vermeerderd
met omstrepks 10 welke eveneens in de basiswedden
en loonen worden opgenomen.
Deze nieuwe wedden en loonen zullen uitsluitend
gelden voor de gehuwden en ongehuwdén eenige
kostwinners. Voor de ongehuwden niet kostwinners
zal een aftrek van 5 worden toegepast, met de be-
paling, dat in geval van huwelijk aan den belangheb-
bende zal worden uitgekeerd het totale bedrag, hetwelk
op zijn bezoldiging wegens ongehuwdenaftrek vöör het
bereiken van den 45-jarigen leeftijd in burgerlijken
Rijksdienst is ingehouden.
Herziening van de Rijksbezoldiging zal tijd vorderen,