21
27 Maart 1947.
VASTSTELLING UITGEGEVEN BEDRAG PER
LEERLING AAN BELOONING
VAKONDERWIJZERS OVER 1946.
De Raad der gemeente Heemstede;
Overwegende, dat in artikel 101 bis, eerste lid, der
Lager-onderwijswet 1920 is bepaald, dat, indien de ge-
meente ten behoeve van een of meer openbare scholen
vakonderwijzers heeft aangesteld, jaarlijks moet worden
vastgesteld hoe groot het gemiddeld bedrag is ge-
weest, dat in het afgeloopen kalenderjaar per leerling
aan de openbare scholen in deze gemeente aan belooning
voor vakonderwijzers is uitgegeven, terwijl volgens het
vijfde lid van génoemd artikel de belooning wordt be-
rekend met inbegrip van de niet op de vakonderwijzers
verhaalbare pensioensbijdragen en voor de berekening
van het gemiddeld aantal leerlingen de wijze van tellen
wordt gevolgd, aangegeven in artikel 28, zesde en
zevende lid der wet;
dat het totaal bedrag der belooning van vakonder-
wijzers voor het gewoon lager onderwijs, met inbegrip
van de niet-verhaalbare pensioensbijdragen, over 1946
heeft bedragen 1745.87, het gemiddeld aantal leer-
lingen 699;
dat bedoeld totaal bedrag voor het uitgebreid lager
onderwijs heeft bedragen 3343.80, het gemiddeld
aantal leerlingen 1652/3;
het in artikel lOlbis, eerste lid, der Lager-onderwijs-
wet 1920 bedoeld bedrag, zijnde de kosten van het
openbaar vakonderwijs over het jaar 1946, vast te
stellen per leerling op 2.50 voor het gewoon lager
onderwijs en op 20.18 voor het uitgebreid lager
onderwijs.
Gedaan ter openbare raadsvergadering van den
BESLUIT
27 Maart 1947.
De Voorzitter,