96
27 Maart 1947
verband nog op de circulaire van den Minister van
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, waarbij de
aandacht wordt gevestigd op het bijbrengen van Bijbel-
kennis aan de kinderen, waardoor spreker de neutrali-
teit van de openbare school in gevaar ziet gebracht,
De heer Disseîkoen, Wethouder, antwoordt, dat Bur-
gemeester en Wethouders niet zoo bloeddorstig zijn,
dat zij de commissie uit den weg willen ruimen, een-
voudig daarom niet, omdat de commissie er niet meer
is. In de onderwijswet was deze commissie aanvankelijk
voorgeschreven. Bij een wetswijziging is dit voorschrift
vervallen, omdat in de practijk haar overbodigheid, zoo
niet schadelijkheid, in het licht was gesteld. Daarom is
men teruggekomen op de aanvankelijke meening, dat de
commissie zin zou hebben. Overeenkomstig die lijn zien
Burgemeester en Wethouders geen aanleiding om de
commissie nieuw leven in te blazen. De wet legt het
toezicht op het lager onderwijs in handen van Burge-
meester en Wethouders. De belangen van het lager
onderwijs zijn bij Burgemeester en Wethouders veilig.
De Commissie was een hulp-mogelijkheid, waarvan
Burgemeester en Wethouders meenen dat deze overbo-
dig is en overbodigheid is eerder schadelijk dan nuttig.
Spreker adviseert den Raad dan ook om het voorstel
van Burgemeester en Wethouders aan te nemen.
De heer De Ronde is door het betoog van den heer
Disselkoen niet overtuigd, De heer Disselkoen heeft
gezegd, dat de belangen van het lager onderwijs bij
Burgemeester en Wethouders veilig zijn. Laat dat zoo
zijn, maar dan is dat hetzelfde alsof men beweert dat
een vakbond uit den booze is. Juist nu dreigen er geva-
ren die het bestaan van de commissie noodzakelijk ma-
ken, De Commissie kan beoordeelen of de onderwijzers
en de leermiddelen geschikt zijn om neutraal onderwijs
te geven. Uit een tot de hoofden van scholen gericht
schrijven blijkt, dat er ten aanzien van het lager onder-
wijs een koersverandering is, waardoor de neutraliteit
wordt prijs gegeven.
De heer Disselkoen, Wethouder, in het midden latend
of er een koersverandering heeft plaats gvonden, is van
meening, dat de commissie van plaatselijk toezicht hier-