34
24 April 1947.
WONINGVOORZIENING.
Aan den Raad.
Van overheidswege is er op verschillende tijdstippen
en in verschillende toonaarden op gewezen, dat toch
vooral gezorgd moet worden, dat de gemeenten over het
voor woningbouw in de naaste toekomst benoodigde
bouwterrein beschikken. Dat zulks vereischt is om een
ongewenschte vertraging in de voorziening in woon-
ruimte te voorkomen behoeft geen betoog.
De gemeentebesturen zullen dus zorg moeten dragen,
dat steeds over voldoende en voor bebouwing het eerst
in aanmerking komend bouwterrein kan worden be-
schikt en wel, zoo noodig door tijdig grond aan te koo-
pen, te ruilen, of eventueel, door onteigening op korten
termijn, in het belang der Volkshuisvesting, krachtens
art. 77 der Onteigeningswet. Handelende in dien geest
werd voor den toegestanen bouw van 9 arbeiderswonin-
gen op 27 Maart 1946 overgegaan tot den aankoop van
een terrein aan de Vijfheerenstraat, dat onmiddellijk
voor dien bouw kon worden bestemd. Aan den architect
J. Ph. Peper werd vervolgens opdracht verstrekt tot het
maken van de noodige plannen en na heel veel overleg
werd nu, een vol jaar later, de mededeeling ontvargen
van den Hoofdingenieur-Directeur van het Staatsjoe-
zicht op de Volksgezondheid te Haarlem, dat bij hem
geen bezwaar bestaat tegen aanbesteding. Hiermede
wordt voortgang gemaakt.
Volgens mededeeling van den Waarnemend Inspec-
teur van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid
(Volkshuisvesting) zou voor 1947 waarschijnlijk de
bouw van 84 woningen voor deze gemeente kunnen
worden toegestaan.
Teneinde daarvoor den benoodigden bouwgrond be-
schikbaar te kunnen stellen werd bij den Hoofdinge-
nieur-Directeur van het Provinciaal Bureau voor de
Bouwnijverheid, Wederopbouw en Volkshuisvesting te
Haarlem in October 1946 door den Directeur van Open-
bare Werken dezer gemeente een aanvrage ingediend
voor aanleg van wegen ten Oosten van den Glipperweg,