108
24 April 1947.
De Voorzitter hoopt, dat de Raad zal instemmen met
de gevoelens van ontevredenheid door Burgemeester en
Wethouders in hun nota neergelegd over het lange
uitblijven van eene beschikking van den Hoofdinge-
nieur-Directeur van het Provinciaal Bureau voor de
Bouwnijverheid, Wederopbouw en Volkshuisvesting en
de grote besluiteloosheid die daaruit blijkt.
De heer Verhoeven noemt de nota van Burgemeester
en Wethouders een zeer ongewone. De feiten die daar-
in worden genoemd, zijn inderdaad ontstellend. Namens
zijn fractie kan spreker zich volkomen met de ziënswijze
van Burgemeester en Wethouders verenigen. Spreker
vindt het moeilijk om kwaad van ambtenaren te ver-
tellen, maar hier hebben we toch met een ontstellend
staaltje van ambtenarij te doen, waardoor de vertraging
in het bouwprogramma is ontstaan. Dit is weer een
nieuw voorbeeld hoe de autonomie van de gemeenten
bedreigd wordt. Spreker zou Burgemeester en Wet-
houders in overweging willen geven, bij den Minister
voor den Wederopbouw een audiëntie aan te vragen en
er bij hem op aan te dringen, dat hier ingegrepen wordt.
Spreker weet, dat deze Minister erg doortastend is,
waarom hij vertrouwt, dat middels hem, Burgemeester
en Wethouders tot stand zullen brengen wat hier be-
oogd wordt.
De heer Verspoor kan zich bij de nota van Burge-
meester en Wethouders aansluiten; zijnentwege had
deze zelfs wel wat scherper kunnen worden gesteld.
Spreker vraagt of het geen aanbeveling verdient om een
actie van verschillende gemeenten gezamenlijk op touw
te zetten, waardoor meerdere publiciteit wordt gegeven
aan wat niet gebeurd is.
De heer Reijnders zegt, dat de heer Verhoeven het
over de ambtenaren heeft gehad. Als bij vorige Regerin-
gen ambtenaren met goedwillende bedoelingen critiek
op die Regeringen oefenden, dan waren deze Regerin-
gen er direct bij om te zeggen ,,koest je hok in". Wat nu
de ambtenaren doen, wordt door de niet-regerende
partijen als welwillende steun aan hun kant geken-
schetst.