37
29 Mei 1947.
VERORDENING OP DE HEFFING EN IN-
VORDERING VAN RECHTEN WEGENS
HET GEBRUIK VAN DE ALGEMENE
BEGRAAFPLAATS.
Aan de Raad.
In Uw vergadering van 28 Februari 1946 werden
gelden beschikbaar gesteld voor een üitbreiding van
de Algemene Begraafplaats. Bij de behandehng van
ons daartoe strekkend voorstel werd er reeds de aan-
dacht op gevestigd dat, als gevolg van een belangrijke
stijging der jaarlijkse kosten, een herziening van de
begraafrechten niet achterwege zou kunnen bhjven.
Tevens werd toen medegedeeld dat de uitgifte van
„Eigen Graven" zou worden stopgezet.
De afgelopen maanden hebben ons echter duidehj
gemaakt dat in een gemeente als de onze de gelegen-
heid om over een grafruimte te kunnen beschikken
gedurende langere tijd dan slechts 10 jaren, niet mag
ontbreken. Het ongerief dat door bovenbedoeld besluit
is ontstaan is zo ernstig, dat wij menen dat op de
ingeslagen weg niet moet worden voortgegaan, doch
dat wederom gelegenheid moet worden geboden om
voor geruime tijd over een grafruimte te beschikken.
Aan o.i. gerechtvaardigde verlangens van velen van
onze inwoners wordt daardoor tegemoet gekomen.
Bij de gevoelsoverwegingen, welke ons tot deze
zienswijze hebben geleid, voegen zich ook nog de
overwegingen van fïnanciële aard. Immers door de
uitgifte van slechts „Huurgraven" is de opbrengst van
de begraafrechten, in vergelijking met vorige jaren,
sterk verminderd. Dit is niet alleen een gevo g van
het feit dat voor een „Huurgraf minder verschuldig
is dan voor een „Eigen graf", maar ook daardoor dat
voor het begraven in ..Huurgraven" minder behoett
te worden betaald dan voor het begraven m „Eigen
Graven". Een belangrijke daling van de ontvangsten
derhalve tegenover gelijkblijvende en in verband met
de uitbreiding, stijgende uitgaven. Aangezien wij van