4
de een op de andere gerechtigde, wordt een recht
geheven van f 3.
Artikel 9.
De rechten bedoeld in de artikelen 2, 3, 4, 5, 6, 7
en 8 zijn bij vooruitbetaling verschuldigd door degene,
die als gerechtigde is of wordt ingeschreven in het
register bedoeld in art. 8, le alinea dezer verordening,
terwijl bij het begraven in een grafstede op het alge-
meen vak de rechten bedoeld in de artikelen 3, 4, 5
en 6 verschuldigd zijn door degene, die voor de be-
grafenis zorgt.
Artikel 10.
Het plaatsen van zerken of monumenten of graf-
kelders zal alleen mogen geschieden voor zoverre
daartegen geen bezwaar bestaat en niet dan nadat de
daarvan in te zenden plannen en tekeningen door
Burgemeester en Wethouders zullen zijn goedgekeurd.
Op grafruimten in het algemene vak mogen geen
andere dan losse voorwerpen worden gesteld. Burge-
meester en Wethouders kunnen toestaan dat onder
door hen te stellen voorwaarden, andere dan losse
voorwerpen worden gesteld.
Artikel 11.
1. Voor het van gemeentewege schoonhouden,
waaronder niet wordt verstaan herstelling of vernieu-
wing van op graven geplaatste voorwerpen en van
grafkelders, alles voor zoveel het grafsteden betreft
genoemd in art. 2 sub a., b. en c„ de reeds bestaande
daaronder begrepen, wordt van de gerechtigde, ver-
meld in het register bedoeld in art. 8 der verordening
het volgend recht per jaar bij vooruitbetaling geheven:
A. Voor een gedenkteken (monument) 10.
B. Voor een zerk, bedekkende één grafstede
van M. 2x15.—
Bij meerdere bedekking naar verhouding.
C. Voor plintbanden op één grafstede van
M. 2 X 12.50
Bij grotere grafstede naar verhouding.
D. Voor een opstaand hek of kettingwerk
rond een grafstede van M. 2 X 1 ter
hoogte van 0.50 M. of daar beneden 4.
Bij groter afmeting (bijv. om meer dan