8
een persoon, uitgezonderd wanneer dit plaats heeft op
rechterlijk gezag, is bij vooruitbetaling, door degene aan
wie het verlof tot opgraving is verleend, verschuldigd
Voor het stoffelijk overschot van een persoon
van 12 jaar en daarbovenf 35.
Voor het stoflFelijk overschot van een persoon
beneden 12 jaar20.
Voor het weder begraven van een opgegraven stof-
felijk overschot van een persoon, uitgezonderd wanneer
de opgraving op rechterlijk gezag heeft plaats gehad,
is het recht volgens art. 3 verschuldigd.
Artikel 13.
Voor het begraven van lijken van geheel onver-
mogenden, welk onvermogen moet blijken uit een
door de Burgemeester af te geven bewijs, wordt geen
recht geheven.
Artikel 14.
De invordering van de in deze verordening bedoelde
rechten geschiedt door de Gemeenteontvanger, die
daarbij de bepalingen der Gemeentewet in acht neemt.
Artikel 15.
Deze verordening treedt in werking op de dag vol-
gende op die waarop de Koninklijke goedkeuring bij
Burgemeester en Wethouders bekend is geworden, met
die verstande, dat het tarief volgens art. 11 voor
voorwerpen, die reeds vöôr dat tijdstip op graven
waren aangebracht, voor het eerst over het jaar 1948
zal worden toegepast.
De bestaande regelingen omtrent het gebruik van
de Begraafplaats en de Verordening op de Invordering
van rechten wegens het gebruik der Algemene Be-
graafplaats van de gemeente Heemstede, vastgesteld
22 Februari 1923, zoals die sedert dien is gewijzigd,
vervallen, zodra de nieuwe regelingen krachtens dit
artikel worden toegepast.
Gedaan ter openbare raadsvergadering van
29 Mei 1947.
De Voorzitter,