137
29 Mei 1947
len. Wel kan spreker reeds thans zeggen, dat hij het
met het antwoord van de Minister niet eens is. Nog
dezer dagen heeft spreker met de contact-commissie een
bespreking gehad, waar de zaak van alle kanten is be-
keken en getracht is tot een oplossing te komen. De
nota van burgemeester en wethouders aan de raad
was volkomen juist.
Het antwoord van de heer Van Lent bevredigt de
heer Van den Berge slechts ten dele. We hebben hier
de figuur, dat door de heer Dr. Brongersma in zijn
kwaliteit van lid van de le Kamer der St. Gen. vragen
aan de Minister zijn gesteld. Dit is een toevallige om-
standigheid die zich voordoet, waardoor de. raad zich
niet op een dwaalspoor moet laten brengen. We moeten
niet gaan zeilen op het kompas van een le Kamerlid,
maar de raad heeft een eigen verantwoordelijkheid.
Het standpunt van de Minister is volgens de wet-
houder niet juist en dat van burgemeester en wet-
houders juist. Spreker is van mening, dat als een Minis-
ter antwoord geeft op gestelde vragen, dit antwoord
dan zal zijn opgebouwd uit gegevens door de betref-
fende organen verstrekt. Nu zijn burgemeester en wet-
houders met dezelfde organen in bespreking geweest
die de Minister hebben voorgelicht. Spreker is van
mening, dat als burgemeester en wethouders eerder
besprekingen hadden gevoerd, dit antwoord van de
Minister gecoupeerd zou kunnen zijn geworden.
De heer Van Lent, wethouder, zegt toe, dat burge-
meeeter en wethouders deze kwestie in de volgende
vergadering opnieuw aan de orde zullen stellen, waarin
zij hun visie daarop zullen geven, Staande deze verga-
dering is dat wel wat moeilijk.
De heer Van den Berge is bereid om, als de raad
daarmede accoord gaat, het antwoord van burgemees-
ter en Wethouders af te wachten tot de volgende ver-
gadering, mits dan ook een concreet antwoord wordt
gegeven, waarbij spreker dan nu niet op de materie
zelf zal ingaan.
De heer Dr. Brongersma heeft ook kennis genomen
van het antwoord van de Minister. Spreker is het eens
met het gesprokene door de heer van den Berge, dat