44
14 Augustus 1947.
25e WIJZIGING JAARWEDDEREGELING
AMBTENAREN.
Aan de Raad.
Behoudens kleinere afwijkingen komen de voor-
naamste rangen van ambtenaren in dienst dezer ge-
meente reeds voor in de salarisregeling van 1920, toen
het aantal inwoners der gemeente minder dan 10000
bedroeg. Dit aantal heeft steeds een vrij snelle groei
vertoond. Immers nadat per 1 Mei 1927 ongeveer
5500 inwoners naar de gemeente Haarlem overgingen,
is het aantal inmiddels reeds gestegen tot bijna 24000.
Deze groei heeft voor alle takken van dienst niet
alleen een aanzienlijke uitbreiding van werkzaamheden
medegebracht, doch deze zijn daardoor ook sterk in
belangrijkheid toegenomen, zodat aan het personeel in
het algemeen, maar aan speciale rangen in het bij-
zonder, hogere eisen omtrent vakbekwaamheid moeten
worden gesteld dan vroeger het geval was en ook dan
het geval is in gemeenten met een stabiel bevolkings-
cijfer, waar de toestand uiteraard enigszins anders is.
Hét heeft ons daarom verheugd, dat Gedeputeerde
Staten blijk hebben gegeven onze gedachtengang in dit
opzicht te delen, door onze gemeente, te rekenen van
1 October 1944 af, voor de bepaling van de jaarwedde
van de secretaris en de ontvanger weder in een hogere
groep in te delen, dan waartoe zij naar haar inwonertal
zou behoren.
Wij zijn van oordeel, dat het niet juist zou zijn,
wanneer dit standpunt alleen resultaat zou opleveren
voor deze beide functionarissen, omdat de motieven, die
daarvoor gelden, ongetwijfeld ook op andere gemeente-
ambtenaren van toepassing zijn. Zou hogere rubricering
beperkt blijven tot beide genoemde ambtenaren, dan
zouden o.i. de verschillen tussen hun salarissen en die
van enkele andere hoofdambtenaren der gemeente te
sterk spreken en zou van een evenredig verband geen
sprake meer zijn. Hiermede zou een toestand ontstaan,
die naar ons oordeel niet bestendigd mag blijven.
Verder dient overwogen te worden, dat door de