35 25 Maart 1948. BENOEMING ONDERWIJZER BRONSTEE- SCHOOL. Aan de Raad, Op grond van toename van het aantal leerlingen der Bronsteeschool is door de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen met toepassing van art. 56, 2e lid der Lager-onderwijswet 1920 goedgevonden, dat in 1948 boven het aantal verplichte leerkrachten één onderwijzer extra aan genoemde school verbonden is, wiens wedde dus door het Rijk zal worden vergoed. Aan de hand van het aantal leerlingen is te verwachten, dat deze extra leerkracht in 1949 zal behoren tot de z.g. verplichte leerkrachten. In verband daarmede bestaat er geen bezwaar tegen reeds nu tot vaste aanstelling van een nieuwe leerkracht over te gaan. Het hoofd der school heeft ons, naar aanleiding van de ontvangen sollicitaties, zijn bericht als bedoeld in artikel 36, 8e lid der Lager-onderwijswet 1920 ingezon- den, terwijl naar aanleiding van dat bericht met de In- specteur van het Lager onderwijs in de Inspectie Am- stelveen overleg is gepleegd over de op te maken voor- dracht. Naar aanleiding van deze stukken hebben wij de vol- gende voordracht opgemaakt: 1. J. Siepelinga, onderwijzer U.L.O. school te Uit- huizen; 2. C. Hoogerwerf, oud-onderwijzer Bronsteeschool te Heemstede; 3. H. Mein, onderwijzer U.L.O. school te Beilen. Wij stellen U voor tot de benoeming van een onder- wijzer aan de Bronsteeschool U.L.O. over te gaan en de benoeming te laten ingaan op een nader door ons te bepalen datum.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1948 | | pagina 15