43 29 April 1948. d. de bezoldiging: indien het betreft: 1. ambtenaren, die tevens ambtenaar zijn in de zin der Pensioenwet 1922 (Staatsblad Nr. 240) de wedde, in de zin van artikel 31 dier wet; 2. de overige ambtenaren en werklieden, alle in- komsten, welke uit hoofde van hun functie worden genoten. Een en ander met dien ver- stande, dat: als inkomsten tevens wordt beschouwd de geldswaarde van het geheel of gedeeltelijk genot van vrije woning en/of vrij vuur, licht en/of water, zomede uitkeringen ter zake van verhindering om arbeid te verrichten wegens ziekte of ongeval; onder inkomsten niet worden begrepen de bij deze verordening geregelde toelage en even- tueel anderé tijdelijke toelage; indien uit meer dan één betrekking in dienst der gemeente bezoldiging wordt genoten, het totaal der inkomsten uit die betrekkingen als bezoldiging wordt beschouwd. Artikel 2. 1. De ambtenaar of werkman geniet, bij wijze van tij- delijke toelage boven en behalve zijn bezoldiging, voor zijn kinderen beneden de leeftijd van achttien jaren, die hij op de eerste Januari van het kalender- jaar bezit, een kindertoelage. 2. Op de in het eerste lid bedoelde kindertoelage heeft de ambtenaar of werkman eveneens aanspraak voor zijn kinderen van 18 tot en met 20 jaren voor zover deze kinderen het dagonderwijs volgen aan een in- richting van algemeen vormend of vakonderwijs. 3. Voor kinderen, die na 1 Januari van het lopende kalenderjaar zijn geboren of als pleegkind zijn opge- nomen of die na die datum het dagonderwijs, als bedoeld in het tweede lid zijn gaan volgen, ontstaat de aanspraak op kindertoelage met ingang van de eerste dag der maand of week a! naar gelang de

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1948 | | pagina 10