43
29 April 1948.
c. dat, indien de andere ouder, anders dan op grond
van deze verordening kindertoelage ten laste van
de gemeentekas of van een ander publiekrechtelijk
lichaam geniet, de in deze verordening bedoelde
toelage slechts wordt uitgekeerd, indien en voor
zover deze toelage hoger is dan de kindertoelage,
welke de andere ouder ontvangt;
d. dat, indien de ambtenaar of werkman ten laste
van de gemeentekas uit hoofde van een betrek-
king, waarvan de bezoldiging niet door het ge-
meentebestuur is geregeld, of ten laste van de kas
van een ander publiekrechtelijk lichaam, uit hoof-
de van enige andere betrekking in overheidsdienst,
kindertoelage geniet, de in deze verordening be-
doelde toelage slechts Wordt uitgekeerd, indien en
voor zover zij hoger is dan de kindertoelage, welke
hij uit andere hoofde ontvangt, met dien verstande,
dat hij in totaal nooit minder kindertoelage inge-
volge de?e verordening ontvangt, dan hij zou ont-
vangen, wanneer hij alle door hem beklede betrek-
kingen in dienst der gemeente verrichtte.
Artikel 4.
De in artikel 3 onder a bedoelde minimum-toelage be-
draagt voor ambtenaien of werklieden wier bezoldiging
per maand of per week is bepaald, respectievelijk f 12.50
per maand per kind of 2.90 per week per kind en de
maximum toelage f 17.10 per maand per kind, of f 3.95
per week per kind.
Artikel 5.
Het bepaalde in de artikelen 3, onder a en 4 geldt niet
voor betrekkingen die als nevenbetrekkingen zijn te be-
schouwen, tenzij de ambtenaar of werkman meer dan
één van dergelijke betrekkingen in dienst der gemeente
bekleedt en hij daarin voortdurend een volledige dag-
taak vindt, met dien verstande, dat ingevolge het be-
paalde in dit artikel door betrokkene nooit minder kin-
dertoelage wordt genoten dan indien op hem de Kinder-
bijslagwet van toepassing zou zijn.