44
29 April 1948.
3. In artikel 4, 2e lid, wordt in de plaats van ,,f 0.96
gelezen: ,,f 0.48".
4. Aan artikel 8 wordt toegevoegd: ,,hem zal daarbij
tenminste één verhoging van 0.48 per week worden
toegekend.
IV. 1. Indien het bruto loon van de werkman min-
der bedraagt dan het voor hem krachtens het volgende
lid geldend garantiebedrag, ontvangt hij een vaste
garantietoelage, waarvan het bedrag gdijk is aan het
verschil tussen het voor hem geldende garantiebedrag
en zijn brutoloon.
2. Het garantiebedrag, bedoeld in het vorige lid,
bedraagt:
a. voor hen, die op 1 Juli 1947 gehuwd waren, voor
ongehuwden-enige kostwinners en voor hen, die
na vorengenoemde datum tenminste 23 jaren oud
zijnde, in het huwelijk treden of zijn getreden,
34,56 per week;
b. voor de niet onder a genoemde werklieden, die de
leeftijd van 21 jaren hebben bereikt, 26,88 per
week.
3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd te be-
sluiten, dat aan door hen te bepalen groepen van onge-
huwde belanghebbetiden de garantietoelage niet wordt
verleend.
4. Indien de belanghebbende meer dan één betrek-
king in dienst van de gemeente bekleedt,wordt de
garantietoelage slechts verleend, indien de gezamelijke
som van het brutoloon minder bedraagt dan het voor
hem geldende garantiebedrag.
5. Een belanghebbende, die een betrekking bekleedt,
welke als een nevenbetrekking behoort te worden be-
schouwd, heeft uit dien hoofde geen aanspraak op de
garantietoelage, bedoeld in het le lid, tenzij hij meer dan
één nevenbetrekking in dienst van de gemeente bekleedt
en hij in de gezamenlijke vervulling daarvan bij voort-
during een volledige dagtaak vindt.