GRATIFICATIE AAN HOGER GEM.
PERSONEEL.
Aan de Raad.
Bij Uw besluit van 14 Augustus 1947, no. 46 werd
door U besloten aan het daarin genoemde personeel
beneden een aangegeven salarisgrens een gratificatie
toe te kennen van 2 van de beloning, met een maxi-
mum van f 50.zulks overeenkomstig een toen te ver-
wachten K.B. voor het Rijkspersoneel.
Uw Raad oordeelde echter, dat er geen voldoende
termen aanwezig waren om het hoger dan bedoelde
grens bezoldigde personeel van die gratificatie uit te
sluiten en besloot in dezelfde vergadering onder no.
49 daartoe eveneens over te gaan.
Gedeputeerde Staten dezer provincie deelden bij brief
van 28 Jan. 1948 mede, dat tegen dit laatste raadsbesluit
bedenking bestond, omdat van d,e zijde der Regering
ook geen uitbreiding was gegeven aan de getroffen re-
geling. Dit college verzocht daarom de intrekking van
Uw besluit no. 49 van 1947 te willen bevorderen. Dit
schrijven werd behandeld in Uwe vergadering van 26
Februari j.l. Uw Raad oordeelde het nog steeds billijk
dat de bedoelde gratificatie ook aan het hoger personeel
wordt uitgekeerd en ging dus niet over tot de intrek-
king van het raadsbesluit no. 49.
Onder dagtekening van 19 Mei j.l. zenden Gedepu-
teerde Staten ons nu toe een afschrift van het K.B.
van 4 Mei 1948, no. 15, waarbij Uw Raad, op grond
van het bepaalde in artikel 126 der Ambtenarenwet
1929, wordt aangemaand binnen een termijn van drie
maanden, gerekend van de dag, waarop het K.B. te
Uwer kennis zal zijn gebracht, Uw besluit van 14
Augustus 1947, no. 49 in te trekken.
Aan dit K.B. liggen de volgende overwegingen ten
grondslag: ,,Overwegende, dat de Raad van de Ge-
meente Heemstede in zijn openbare vergadering van 26
Februari 1948 besloten heeft niet te zullen overgaan
tot intrekking van zijn besluit van 14 Augustus 1947,
no. 49, strekkende tot het verlenen van een gratificatie
aan het gemeentepersoneel, hetwelk een wedde geniet,
29 Juli 1948.