80 29 Juli 1948. Wanneer deze gedachtengang juist is, vervalt daar- mede tevens de derde overweging van de Kroon. Het feit voorts, dat de gemeenten in het algemeen zonder meer de rijksregeling hebben gevolgd is o.i. voor intrekking van het raadsbesluit geen noodzaak, omdat krachtens artikel 170 der gemeentewet aan de raad van iedere gemeente is opgedragen de regeling van de bezoldiging van de plaatselijke ambtenaren en de wet geen voorschriften inhoudt dat deze regelingen gelijkluidend moeten zijn. Blijft over de vöörlaatste overweging, waaruit de ontoelaatbaarheid van het raadsbesluit zou moeten blij- ken. Deze ontoelaatbaarheid wordt hierin gezien, dat ten behoeve van het personeel van een bepaalde ge- meente een in belangrijke mate afwijkende regeling wordt getroffen. Ook met dit laatste motief kunnen wij het niet eens> zijn, omdat het raadsbesluit slechts op een klein gedeelte van het personeel betrekking heeft en voor dit gedeelte slechts gevolgen van zeer beperkte financiële betekenis teweeg brengt, en daardoor dus niet gesproken kan worden van een in belangrijke mate afwijkende regeling. Wij kunen tot onze spijt dan ook niet inzien, dat met het genomen besluit no. 49 het algemeen belang zozeer in het gedrang komt, dat de Kroon zich hierdoor ge- noodzaakt zou moeten zien handelend op te treden. Uw Raad sprak zich, zoals vermeld, reeds eerder uit bezwaar te hebben om over te gaan tot de intrekking van het bewuste raadsbesluit. De motivering van het K.B. waarbij Uw Raad thans tot die intrekking aange- maand wordt, geeft o.i., zoals wij menen hierboven te hebben aangetoond, geen aanleiding thans een ander standpunt in te nemen, zodat wij van oordeel zijn, dat er ook nu voor intrekking van een naar Uw oordeel terecht genomen besluit geen aanleiding bestaat. Wij adviseren U dan ook daartoe niet over te gaan. Heemstede, 21 Juli 1948. Burgemeester en wethouders van Heemstede, J. P. W. van Doorn. De secretaris, N. Vos.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1948 | | pagina 35