85
29 Juli 1948.
N. Art. 63 wordt vervangen door een nieuw arti-
kel 63, luidende:
Alle voor dagverblijf in te richten vertrekken van een
woning, waaronder steeds te verstaan alle vertrekken
van de begane grond, moeten over het vereiste minimum
vloeroppervlak en tenminste drievierde deel van het
totaal vloeroppervlak, gemeten van bovenkant vloer tot
onderkant van de daarboven gelegen balklaag of van
een plafond, een vrije hoogte van ten minste 2.60 m
hebben.
Vertrekken op de verdieping van een woning niet voor
dagverblijf ingericht moeten eveneens een vrije hoogte
van tenminste 2.60 m hebben.
Vertrekken als bedoeld in het 2e lid gelegen onder
een plat dak, moeten een vrije hoogte van tenminste
2.50 m hebben.
Voor de vertrekken bedoeld in het 2e lid mag de vrije
hoogte tot 2.50 m en die in het 3e lid tot 2.40 m worden
verminderd, indien geen der vertrekken van die verdie-
ping een vloeroppervlakte heeft van 15 m2.
Indien de verdieping door het dakbeschot langs de
volle lengte van twee tegenover elkaar gelegen buiten-
muren over een hoogte van 0.20 m of meer wordt door-
sneden en geen der vertrekken op die verdieping een
vloeroppervlakte van 15 m2 heeft, mag de vrije hoogte
van de vertrekken op die verdieping worden vermin-
derd tot 2.40 m. Op zolderverdiepingen, waarbij het
dakbeschot langs de volle lengte van twee tegenover
elkaar gelegen buitenmuren de binnenkant van deze
muren op minder dan 0.50 m hoogte boven de vloer
moet doorsnijden, mogen vertrekken worden gemaakt
met een vrije hoogte van minstens 2.20 m over ten-
minste de helft van het vloeroppervlak. Deze vertrekken
moeten langs alle wanden een hoogte van tenminste
0.75 m verkrijgen en behoorlijk beschoten zijn.
O. Art. 72 wordt vervangen door een nieuw art. 72,
luidende:
Vrijstelling van de voorschriften vervat in de artt. 60
tot en met 64 en 66 tot en met 71, kan door burge-
meester en wethouders worden verleend:
le. bij het geheel of voor een gedeelte vernieuwen,