7 September 1948.
219
niet bijgevoegd. maar zou zo spoedig mogelijk worden
toegezonden. Ik vond geen vrijheid om de vergadering
uit te schrijven zonder in het bezit van de proclamatie
te zijn. Zaterdag j.l. werd door mij de tekst van de
proclamatie ontvangen, met verzoek deze op de ge-
bruikelijke wijze om 1 uur te doen aanplakken. Om
half 1 op die dag werd de proclamatie per radio om-
geroepen en 's avonds verscheen zij in de kranten. Ik
kan U daarom nu geen nieuws vertellen. Toch ben îk
er van overtuigd en U zult het met mij eens zijn, dat
deze proclamatie niet genoeg gelezen en aangehoord
kan worderi.
WIJ JULIANA, Bij de gratie Gods, Koningin der
Nederlanden, Prinses van Oranje-
Nassau, enz., enz., enz.,
AAN LAND- EN RIJKSGENOTEN,
Nu ik heden het koningschap heb aanvaard, wil ik
enige woorden tot U richten.
Allereerst een ivoord van grote dankbaarheid. Van
mijn vroegste jeugd af hebt gij mij omgeven met Uw
genegenheid. Uit alle delen van het Rijk, uit alle kringen
der maatschappij, van oud en jong, ontving ik steeds
ontroerende blijken van gehechtheid.
Nu ik gereed sta mijn nieuwe taak te aanvaarden,
gevoel ik sterk hoe grote steun die genegenheid voor
mij is.
Na een regering van vijftig jaren, legt mijn Moeaer
haar taak neer. Haar regeringsperiode, eerst staande m
het teken van vreedzame vooruitgang op bijna ieder
gebied, omvatte twee wereldoorlogen met een zware
economische crisis daartussen. Op een leeftijd, dat de
meeste mensen aan rust gaan denken, is Koningin
Wilhelmina de bezielende leidster geweest in de strijd
tegen meedogenloze vijanden, die met grote overmacht
ons land en Indonesië hadden overweldigd.
Overeenkomstig haar eigen wens, gaat zij thans als
prinses Wilhelmina der Nederlanden in ons midden
haar welverdiende rust genieten. Wij kunnen haar nooit
genoeg danken voor wat zij deed.
LANDGENOTEN,
Hoewel de tijd, waarin ik de regering aanvaard, vol