28 October 1948.
253
oninbare posten schoolgeld, hetwelk naar sprekers
mening niet de bedoeling kan zijn.
In verband met art. 12, waarin de bezoldiging van
het onderwijzend personeel wordt geregeld, verwijst
spreker naar blz. 2 van de toelichting, waarin staat aan-
gegeven, dat diensttijd in Heemstede boven 21 )aaT'
meetelt. Hieruit kan de conclusie getrokken worden, dat
diensttijd buiten Heemstede doorgebracht, dus niet mee-
telt. Spreker vindt deze bepaling vooral voor oudere
onderwijzeressen onpleizierig, omdat zij dan met het
minimum-salaris moeten beginnen.
Artikel 18 geeft spreker aanleiding te betogen, dat als
de bijdrage in de kosten van instandhouding van de
bijzondere scholen gebaseerd wordt op de kosten van
de openbare scholen per leerling en over één jaar uit-
gegeven, tot moeilijkheden aanleiding zal geven. Als
een bijzondere school in een zeker jaar een grote post
aan onderhoud heeft te betalen, dan bestaat de kans dat
zij deze niet uit de vergoeding per leerling zal kunnen
bestrijden, als de openbare school zulk een belangrijke
uitgaaf in het vorige jaar niet heeft gehad. Spreker be-
pleit, dat aan de bijzondere scholen de bevoegdheid
wordt gegeven om een z.g.n. onderhoudsfonds te vor-
men om grote kosten in een zeker jaar te kunnen op-
Spreker stelt daarom voor, aan artikel 18 de volgende
redactie te geven:
De bijdrage per leerling in de kosten van instand-
ho'uding, bedoeld in artikel 17, onder b, is gelijk aan
het bedrag, dat door de gemeente over het voorafgaande
jaar ten behoeve van het openbaar kleuteronderwijs
gemiddeld per leerling is uitgegeven voor:
a. de kosten van onderhoud, de geringe en dage-
lijkse reparatiën van de schoolgebouwen en bijbeho-
rende terreinen;
b. de kosten van het dagehjks schoonhouden van
het gebouw en van verlichting en van verwarming;
c. de uitgaven voor aankoop van schoolmeubelen,
anders dan bij eerste inrichting, onderhoud van school-
boeken, leermiddelen en schoolbehoeften;
d. de kosten van assurantie van gebouwen en inven-
taris en verdere uitgaven ter verzekering van de goede
gang van het onderwijs, met dien verstande, dat deze