131 23 December 1948. VERMAKELIJKHEIDSBELASTING. Aan de Raad. De Minister van Binnenlandse Zaken gaf ons bij circulaire dd. 19 November 1947 zeer ernstig in over- weging te bevorderen, dat de belasting voor bepaalde vermakelijkheden, waarbij het culturele of opvoedkun- dig element niet- of vrijwel niet aanwezig is en zuiver vermaak de hoofdzaak is, met ingang van 1 Januari 1948 in het algemeen zou worden verhoogd tot 50 fo. Mocht men niet besluiten tot de in overweging gegeven verhoging, dan moest met de mogelijkheid rekening worden gehouden, dat de regering maatregelen zou treffen, welke hetzelfde effect zouden hebben zonder dat de baten daarvan aan de gemeenten ten goede zou- den komen. Nog werd mededeling gedaan, dat naar de opvattin- gen van de Minister van Financiën het noodzakelijk was de vermakelijkheidsbelasting te verhogen wilde het terrein der vermakelijkheden in zijn geheel als belas- tinggebied voor de gemeenten behouden blijven. Deze circulaire sloot met de mededeling, dat de moge- lijkheid niet is uitgesloten, dat de vermakelijkheidsbe- lasting, indien de voorstellen van de commissie-Oud, i.z. de' Noodvoorziening Gemeentefinanciën, tot Wet zouden worden verheven, betrokken zou worden in de belastingen, welker hoogte van invloed zou zijn op de uitkeringen uit het Gemeentefonds. De vermakelijkheden, die de Minister op het oog had, waren bals, dancings, lunaparken, kermisinrichtingen, circusvoorstellingen, revue s, operettes, variétévoorstel- lingen, café-chantants en sportevenementen, welke laatste een overwegend sensationeel karakter dragen en waarbij de geldelijke uitkomsten hoofdzaak zijn. Voor bioscopen zou een gemiddelde heffing van 45 dienen te worden aangehouden. Het percentage van 20 kon worden gehandhaafd voor concerten, muziekuitvoeringen, zanguitvoeringen, toneel- en daarmede gelijk te stellen cabaretvoorstellin- gen, ballet, tentoonstellingen, lezingen, voordrachten,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1948 | | pagina 5