14 27 Januari 1949
ting is dit plan door Gedeputeerde Staten opgehouden,
waardoor niet tot bouwen kon worden overgegaan. Nu
dient dit echter spoedig te gebeuren. De mening van
de heer Verspoor, dat in 1949 21 woningen mogen
worden gebouwd, is niet juist. Dit aantal bedraagt 35
plus 21 woningen uit een eventueel overschot. Meer-
malen is reeds in de raad aangedrongen om ook aan
particulieren gelegenheid tot bouwen te bieden en niet
alleen woningen te bouwen die later onder beheer van
een woningvereniging komen.
Ten aanzien van de verhouding 1 2 kan de heer
Verspoor gerust zijn.
Wat de aangevoerde eenzijdigheid van de woningen
betreft, ziet spreker op de tekening wel degelijk onder-
linge verschillen, terwijl ook de rooilijn niet gelijk is.
Spreker is van mening, dat burgemeester en wethou-
ders hier een succes geboekt hebben en dringt, in het
belang van de volkshuisvesting aan op aanneming van
het voorstel.
De heer Reijnders is het de laatste tijd opgevallen,
dat ambtenaren anders doen dan de colleges willen
die besturen, hetgeen vooral bij de Wederopbouw het
geval schijnt te zijn.
Als de heer Verspoor zegt, dat er nu nog geen steen
van de woningen staat, dan wil spreker er op wijzen,
dat dit niet de schuld van burgemeester en wethouders
is, maar van de ambtelijke instanties.
De heer Dr. Brongersma vraagt of hij het goed be-
grijpt, dat, als het voorstel verworpen zou worden, dan
een bouwvolume voor 5 woningen verloren zou gaan.
Hij acht dit voor het bepalen van zijn stem van groot
gewicht.
De Voorzitter antwoordt bevestigend. Als dit plan
niet doorgaat, kan daar geen ander plan voor in de
plaats gesteld worden, omdat men aan een bepaald
tijdslimiet gebonden is, terwijl er nu reeds tijdnood is.
De heer Dr. Brongersma zal op grond van deze over-
weging, verder geen bezwaar tegen het voorstel maken.
Hoewel de heer Mr. van Wijk, als hij bij de behande-
lmg van.het eerste voorstel tegenwoordig was geweest,
U ll.HR MB tt-UBi Ji jÊtâSMMT