22
24 Februari 1949.
KIESKRINGEN.
Aan de Raad,
Volgens artikel 31, le lid, tweede volzin, van de
Kieswet worden de gemeenten van meer dan 20.000
zielen voor de verkiezing van de leden van de ge-
meenteraad verdeeld in 3 kieskringen. Onze gemeente
telt thans ruim 24.000 zielen, zodat tot deze verdeling
in kieskringen zou moeten worden overgegaan, ware
het niet dat door de verandering, welke genoemd artikel
bij de wet van 16 Februari 1949. Stbl. J no. 70 heeft
ondergaan, de gelegenheid is geopend om een afwijken-
de regeling te treffen. Bepaald is n.l. dat de Raad on-
der goedkeuring van Gedeputeerde Staten kan beslui-
ten een verdeling op te heffen of niet tot stand te doen
komen, dan wel de gemeente in 2 kieskringen te ver-
delen.
Naar onze mening bestaat er alle aanleiding gebruik
te maken van deze bevoegdheid, welke bij genoemde
wet van 16 Februari j.l. is toegekend. Deze wet toch
is met grote spoed tot stand gekomen teneinde de ge-
meentebesturen in de gelegenheid te stellen daarvan
nog gebruik te kunnen maken bij de dit jaar te houden
verkiezingen.
Voor de verkiezingen, welke in 1946 hebben plaats
gehad, was bepaald dat geen enkele gemeente in kies-
kringen mocht worden verdeeld. De ondervinding,
welke daarmede is opgedaan. heeft geleerd dat het
geenszins noodzakelijk is alle gemeenten boven 20.000
zielen te verplichten haar gebied in 3 kieskringen te
verdelen. Plaat-selijke omstandigheden zijn daarbij van
doorslaggevend belang. Er zijn toch gemeenten. die uit
twee of meer, territoriaal bijna geheel gescheiden en
sociografisch soms zeer verschillende onderdelen be-
staan. Een verdeling van die gemeenten met voor die
onderdelen verschillende, ofschoon verbonden, lijsten
met, althans ten dele, verschillende candidaten, ligt dan
voor de hand.
Deze omstandigheden doen zich niet voor in onze
gemeentezij valt niet uiteen in duidelijk aanwijsbare