24 Februari 1949
41
keersweg te gaan rijden. Vooral bij 't drukker wordend
verkeer in de zomermaanden, verwacht spreker brok-
ken. Hij vraagt of het niet mogelijk zou zijn om in de
trottoirs inhammen te maken, waarin de autobussen
kunnen stoppen. Hierdoor zou het rijwielverkeer niet
van het fietspad behoeven af te wijken.
De Voorzitter acht dit een moeilijke kwestie, waar-
voor hij geen oplossing weet. Spreker zal dit eens rustig
bekijken.
De heer Zegwaart zegt, dat de aesthetische gevoe-
lens van de bewoners Koediefslaan/Blekersvaartweg
worden gekwetst, doordat de bezoekers van het daar
ter plaatse staande urinoir, het verzoek, om alvorens
deze plaats te verlaten hun kleding in orde te brengen,
niet in acht nemen. Spreker verzoekt het daar vroeger
staande schut weder te plaatsen.
De Voorzitter zal daar naar laten kijken.
De heer Zegwaart vestigt de aandacht op de modder-
oase, die in het plantsoen van het Wiekenplein is ont-
staan. De bewoners ondervinden hier last van, waarom
hij verzoekt hieraan aandacht te besteden.
De Voorzitter heeft het genoteerd.
De heer Brink attendeert er op, dat de speeltuinver-
enigingen binnenkort hun zaken weer klaar gaan
maken om de jeugd te ontvangen. Spreker verzoekt nu
reeds bij de A.N.W.B. verkeersborden aan te vragen,
die de aanwezigheid van een speeltuin signaleren. Zo
zou spreker gaarne zien, dat op de Zandvoortselaan
een dergelijk bord werd geplaatst, omdat hij anders bij
de Jac. Perklaan een plaats van slachting voorziet.
De Voorzitter is geen voorstander van veel borden,
omdat hij uit ondervinding weet, dat automobilisten
daaraan niet veel aandacht besteden. Door het bos ziet
men de bomen niet meer. Spreker wil de zaak evenwel
nog eens bekijken.
De heer Brink zegt, dat het aantal inwoners de laatste
jaren niet noemenswaard gestegen is, doch het aantal
venters wel. Des Zaterdags wemelt het in de winkel-
straten van bloemenventers. Hoewel spreker overtuigd