36
12 Mei 1949.
EFFICIEN CY-ONDERZOEK.
Aan de Raad,
Uit de bestudering van de begrotingen voor het
lopende jaar, in vergelijking met die van voorafgaande
jaren, zal U gebleken zijn, dat de uitgaven zich in
stijgende lijn bewegen, sommige zelfs in zeer sterke
mate. Voor een groot deel vindt die stijging zijn oor-
zaak in de hogere materiaalprijzen en verder in de
stijging van de salari-ssen en lonen, met de daaruit
voortvloeiende sociale lasten. Voor zover de stijging
niet tevens in verband staat met een uitbreiding van
de gemeentelijke bemoeiïngen, zijn dit dus in het alge-
meen factoren, waarop de invloed van de gemeente
zelf van beperkte aard is.
Wij wezen U in onze nota over de begrotingen voor
1949 op verschillende onzekere factoren met betrekking
tot belangrïjke posten van inkomsten en gaven U
daarbij tevens te kennen, dat voortdurende voorzich-
tigheid bij het doen van uitgaven nodig is. Dit slaat
niet alleen op uitgaven voor nieuwe werken, doch ook
ten opzichte van bestaande bemoeiïngen van de
gemeente dient een zo groot mogelijke zekerheid te
bestaan, dat met de uitgaven een zo groot mogelijk
nuttig effect wordt bereikt.
Wij zijn er van overtuigd, dat ieder hoofd van dienst
een naar zijn oordeel zo economisch mogelijk beheer
zal voorstaan en bevorderen, en, wanneer dat nodig
mocht zijn, ons te dier zake de nodige voorstellen zal
doen. Dat behoeft echter nog niet uit te sluiten, dat
er op onderdelen veranderingen zouden zijn in te voe-
ren, waarop nog niet de aandacht is gevallen, die tot
een financieel gunstiger resultaat zouden kunnen leiden
zonder daarmede de zaak te schaden. In elk geval zal
het, zowel de diensthoofden als ons college, een zekere
bevrediging schenken, wanneer door een buitenstaan-
der na een in te stellen onderzoek wordt aangetoond,
dat op het gebied van de organisatie, personeelsbezet-
ting, functionnering, werkmethoden, prestatie's enz. de
verschillende diensten aan de te stellen eisen voldoen,
dan wel in welk opzicht verbetering mogelijk of wense-
lijk is.