47
29 Juni 1949.
bedoefd0 Ve"ekend met de som' in de volgende leden
2 Overlijdt een ambtenaar, die geen weduwe of
kinderen, jonger dan 18 jaren, achterlaat en niet is
kostwinner voor zijn ouders of voor zijn broers of
uUurS'j|0n9er dan 18 ,aren' dan wordt aan de recht-
hebbende een uitkering gegeven, gelijk aan de wedde
van de overleden ambtenaar over een tijdvak van 14
dagen.
3. Overlijdt een ambtenaar, die een weduwe of
kinderen jonger dan 18 jaren achterlaat, of kostwinner
ts voor zijn ouders of voor zijn broers of zusters,
)onger dan 18 jaren, dan wordt aan deze een uitkerina
gegeven tot een bedrag, gelijk aan de wedde van de
ovemderi ambtenaar over een tijdvak van drie maanden.
Bij overlijden van een ambtenaar, die tijdelijk
is aangesteld en die een weduwe of kinderen jonger
dan 18 jaren achterlaat, of kostwinner is voor zijn
ouders, of voor zijn broers of zusters jonger dan 18
jaren, dan wordt aan deze een uitkering gegeven, gelijk
aan de wedde over de helft van het aantal volle weken,
ambtenaar laatstelijk in onafgebroken dienst der
gemeente is geweest, met een minimum van 4 weken
en een maximum van 3 maanden.
5. Burgemeester en wethouders beoordelen of een
ambtenaar kan worden beschouwd als kostwinner be-
doeld onder 2, 3 en 4.
Artikel 27.
1. Indien een ambtenaar voor de vervulling van
Jjn betrekking een bepaalde woning moet bewonen
b'j zi)'n overlijden het door hem nagelaten gezin
no9 gedurende drie maanden na de dag van het over-
lijden van die woning gebruik blijven maken, onder
het genot van de emolumenten welke in verband hier-
mede werden genoten.
2. Laat de ambtenaar geen gezin na, dan wordt
aan zijn erfgenamen een termijn van 14 dagen, in te
gaan op de dag van overlijden, toegestaan om de door
hem gebruikte woning te ontruimen.
3. Voor het geval het belang van de dienst verder
gebruik van de woning niet of slechts gedurende