47
29 Juni 1949.
minimum der aan de rang verbonden bezoldiging toe-
gekend. In bijzondere gevallen kan daarvan worden
argeweken. Door bevordering in rang zal een ambte-
naar met in een mindere gunstige toestand mogen komen
dan hij was in de functie vöör de bevordering en zal
hij ten minste één periodieke verhoging ontvangen
boven zijn salaris vöôr de bevorderinQ.
2. Bijgeblekengeschiktheid.dienstijveren goedgedrag
worden de jaarwedden der ambtenaren voor ieder jaar
dienst în de beklede betrekking verhoogd binnen de
voor îedere kiasse in artikel 2 aangegeven salarisgrenzen,
totdat het maximum is bereikt.
Voor het geval wegens onvoldoende geschiktheid,
dienstijver of minder goed gedrag een periodieke ver-
hoging niet wordt toegekend, zullen, tenzij anders is
bepaald, verdere periodieke verhogingen zoveel later
worder1 verleend als deze onthouding heeft geduurd.
ndien de ambtenaar daarna in meer dan voldoende
mate geschiktheid, dienstijver of goed gedrag betoont,
kunnen burgemeester en wethouders bepalen, dat de
nadelen, aan de in het vorige lid bedoelde onthouding
verbonden, hetzij met terugwerkende kracht, hetzij voor
Coekomst geheel of gedeeltelijk ongedaan worden
gemaakt.
3. De periodieke verhogingen worden door burge-
meester en wethouders toegekend, op voorstel van het
hootd van de tak van dienst, voor administratief per-
soneel bij de politie op voorstel van de burgemeester
en voor het secretarie-personeel op voorstel van de
gemeente-secretaris.
4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij meer
dan gewone geschiktheid en dienstijver een ambtenaar
maximum spoediger te doen bereiken dan in het
tweede iid als regel is aangegeven, alsmede om in een
dergelijk geval aan een ambtenaar een toelage boven
het maximum toe te kennen.
Artikel 11
Wanneer de werkzaamheden aan een bepaalde afde-
ing verbonden naar de mening van burgemeester en
wethouders van zodanige aard zijn, dat daarvoor bijzon-
eisen kunnen worden gesteld, wordt aan de amb-