300 29 December 1949.
met dit voorstel bij monde van de heer Ir. Kooijmans
tot uiting gebracht.
Spreker is echter huiverig om het vak handenarbeid
uit te breiden met metaalarbeid. Hij wijst er op dat we
hier te doen hebben met lagere scholen. Bij het M.O
kan metaalarbeid wel worden beoefend. T.z.t. wil spre-
ker m de gevraagde richting wel gaan bij het uitgebreid
lager onderwijs. Bovendien moet niet vergeten worden,
dat men daarbij ook aan de leerkrachten die het onder-
wijs moeten geven, dient te denken. Deze zullen wel les
in houtbewerking kunnen geven, maar niet in metaal-
bewerking. Spreker zou nu niet verder willen gaan dan
door burgemeester en wethouders is voorgesteld
De heer Mr. Zeelenberg vermoedt, dat de wethouder
te veel denkt aan machinale metaalbewerking. Spreker
heeit meer het oog op koperslagerswerk waarin op
vnje scholen, naar hij weet, aardige dingen worden ge-
"et 9aat zd. hier niet zozeer om het verkrijqen
van vaardigheid in dit werk, dan wel om de liefde voor
het materiaal. die daardoor kan worden aangekweekt.
kan met eenvoudige middelen iets worden bereikt.
De heer Disselkoen, wethouder, geeft gaarne toe dat
onder goede leiding aardige resultaten op dit gebied
kunnen worden verkregen. Toch kan spreker thans
geen andere toezegging doen dan voor invoerinq van
houtarbeid. Eerst dienen de leerkrachten met metaal-
bewerking vertrouwd te zijn. Daarna kan men qaan
onderwijzen.
Mevr. van Nispen wijst er in dit verband op, dat in
Upenluchtmuseum te Arnhem cursussen voor onder-
wijzend personeel worden georganiseerd. Spreekster
oppert de mogelijkheid dat het onderwijzend personeel
deze cursussen volgt en dat het daarvoor in de qeleqen-
heid wordt gesteld.
De heer Disselkoen, wethouder, meent, dat deze qe-
iegenheid ook in Haarlem bestaat. Hij juicht deze qe-
dachte toe en ziet haar als een schrede op een weq die
nog niet ten einde is.
De heer van Hees zou gaarne zien dat hiervoor aan
onderwijzend personeel leiding wordt gegeven.