307
29 December 1949.
Voorts wijst spreker er op, dat in de toelichting van
de laatste begroting een uitlating van de minister voor-
kwam, waarin werd verzocht grote voorzichtigheid te
betrachten met het op de begroting brengen van posten,
die blijvend op het budget zullen drukken. Dit nu lijkt
spreker zo'n blijvende uitgave, Hij acht deze niet nodig.
We hebben de pers, waarin men zich links en rechts
kan oriënteren, waarom spreker bang is dat zo n boekje
zal worden terzijde gelegd. Het boekje zal geen prin-
cipe, geen ideaal bevatten, maar een dorre opsomming
van allerlei bepalingen. Vooralsnog heeft spreker dan
ook bezwaar om hiervoor gelden beschikbaar te stellen.
De heer Dr. Brongersma heeft, in tegenstelling met
de heer Mr. van Wijk, met grote vreugde het voorstel
van burgemeester en wethouders gezien. Een dergelijk
boekje behoeft z.i. in 't geheel niet kleurloos of ideaal-
loos te zijn, zoals door de heer Mr. van Wijk wordt
gevreesd. Het is spreker bekend, dat de gemeente
Utrecht een aardig boekje over dit onderwerp heeft
laten verschijnen, hetwelk door hem met genoegen is
gelezen. Spreker heeft gegronde redenen om aan te
nemen, dat het boekje, uit te geven door de vereniging
van Nederlandse gemeenten, zelfs nog beter en ge-
schikter zal zijn. Hij gelooft, dat een zakelijke voorlich-
ting over de organisatie en het belang van lands-, pro-
vinciaal- en gemeentebestuur, gezien in het geheel van
onze staatsinrichting, niet door een bepaalde politiek
gedragen behoeft te worden. In een dergelijk werkje kan
men de kiezer duidelijk maken, dat bepaalde verant-
woordelijkheid op zijn schouders rust. Dat de politiek
zich hiervan meester zal maken, daarvoor is spreker niet
bang. De vrees voor een bepaalde stroming komt spre-
ker dan ook denkbeeldig voor.
Nu is door de heer Mr. van Wijk het vermoeden uit-
gesproken, dat dit een blijvende uitgave zal vormen en
hij heeft daartegen zijn bezwaren uiteengezet. Ook al
zou dit een blijvende uitgave zijn, aldus spreker, dan
ziet hij daarin, vanwege het lage bedrag, dat hiermede
gemoeid is, geen enkel bezwaar, vooral niet in de finan-
ciële positie waarin Heemstede verkeert.
Bij de behandeling van de begroting 1948 heeft spre-
ker reeds het een en ander over de wenselijkheid van
deze uitgave gezegd. Als spreker er nog iets over zou