56
14 Februari 1950.
van de verzekeringsmaatschappijen en de grote ban-
ken. Wel heel duidelijk is dat in de laatste tijd gebleken
nu het rijks-, provinciaal- en gemeentebelang onderge-
schikt wordt gemaakt aan de rentevoet, die de grote
banken wensen te decreteren. Als ongelukkig voorbeeld
van een particuliere bankinstelling releveert spreker
n°g de Oudewaterse Bank, waar bij de déconfiture een
tekort bleek te zijn van f 1.700.000.waarvan
600.000.van het Rijk. Wanneer men op de Cool-
singel te Rotterdam het geraamte van een groot gebouw
ziet en weet dat dit bestemd was voor één van de beide
gefuseerde grote bankinstellingen daar ter plaatse, dan
is dit ook geen reclame voor particulier beheer. Men is
daar wel zeer inefficiënt te werk gegaan, omdat men,
voordat met de bouw begonnen werd, wist dat de beide
instellingen zouden fuseren.
De heer Kamerbeek wijst er op, dat de heer Mr. Dr. van
Bruggen heeft gezegd, dat wie te veel praat, zich dood
praat. Gezien de tijd die er reeds is gesproken, vraagt
spreker of het de bedoeling is in deze geest door te
gaan. In dit verband herinnert spreker er aan, dat door
de heer van Hfouten, enige vergaderingen geleden, is
gevraagd om de politiek buiten het debat te houden.
Spreker betreurt het, dat nu zo diep op de politiek is
mgegaan. Spreker ziall dit niet doen en dus ook niet
ingaan op het feit, dat de heer Mr. Dr. van Bruggen
in hem een onecht kind ziet, maar zich houden aan de
zienswijze van de heer Mr. Dr. van Bruggen, dat dit
een interne aangelegenheid is. Hier is aan de orde de
behandeling van de gemeentebegroting. Dit is door de
heer Merhoeven en Mr. Zeelenberg zuiver aangevoeld
en door de heer N4r. Dr. van Bruggen voor een deel.
T°ch is spreker van mening, dat de heer Mr. Dr. van
Bruggen de aanleiding is, dat de raad in een politieke
bespreking is beland en spreker betreurt dat. Spreker
verzoekt de raad daarmede te stoppen. Hij althans zal
er niet verder op ingaan. Z.i. dient uitsluitend de be-
groting besproken te worden. Spreker ziet van elke
beschouwing verder af.
De Voorzitter zegt, dat indien de raad meent de
politiek in zijn algemene beschouwingen te moeten be-
trekken, hij dit niet kan tegengaan, omdat dit bij ge-