76
14 Februari 1950.
ken en Volksgezondheid.
De heer Kamerbeek vraagt of het juist is, dat de
totale leningsschuld der gemeente f 4.242.250.— be-
draagt met een rentelast van f 134.239.58. terwijl voor
dit laatste deel toch f 164.239.58 wordt geraamd.
De heer Mr. Bakhuizen van den Brink, wethouder,
merkt in de eerste plaats de heer Mr. Dr. van Bruggen
op. dat bij de verkiezingen in 1939 de liberale groep
lo^i r/^Cr stemmen °P zich verenigde, maar
•9.6 /o. Wat de door deze spreker gesignaleerde dele-
gatie van bevoegdheden van de raad aan burgemeester
en wethouders betreft, merkt hij op, dat deze Sociale
Z,aken en Onderwijs betreffen, zodat zij niet op zijn
^errein liggen.
De heer Mr. Zeelenberg heeft gevraagd, hoe het
staat met de verantwoordelijkheid van het college van
burgemeester en wethouders aan de raad inzake het
beleid van het bestuur der Sportparken. Volgens de
statuten der stichting wordt het bestuur benoemd door
burgemeester en wethouders. Wanneer de Ieden van
et bestuur in strijd handelen met het gemeentebelang,
kunnen zij door burgemeester en wethouders worden
ontslagen. De begroting der stichting moet door burqe-
meester en wethouders worden goedgekeurd terwijl het
bestuur geen uitgaven mag doen boven de begrotina
werkzaamheden van het bestuur zijn niet aan een
preventieve, wel aan een repressieve contrôle onder-
worpen. Voor het beleid van het bestuur is het colleqe
ja,n-, D9emeester en wetilouders dus wel verantwoor-
dehjk. Bezwaren tegen de gestes van het bestuur kunnen
dus door de raad bij burgemeester en wethouders wor-
den ingebracht.
De heer Mr. Zeelenberg merkt op. dat niettemin op
de dagehjkse gestes geen contrôle bestaat.
De heer Mr. Bakhuizen van den Brink, wethouder
antwoordt de heer Kamerbeek, dat de door hem qe-
noemde cijfers met betrekking tot de rentelast van
ge dicningen juist zijn. Het door deze geconstateerde
versch.l van f 30.000— vormt het bedrag, dat geraamd
wordt voor rente van nog te sluiten leningen.
De heer Kamerbeek merkt dan op, dat de gemeente-