14 Februari 1950.
77
liike schuld f 170.per hoofd der bevolking bedraagt
en de rentelast f 7.
De heer Disselkoen, wethouder. geeft de heer Ver-
hoeven, naar aanleiding van diens vraag of het nodig
is dat het badhuis tijdens de vacantie van de badmees-
ter gesloten is, ten antwoord, dat het bestuur van het
badhuis thans een reserve-badmeester in opleiding
heeft, die, gedurende de twee weken dat de badmeester
vacantie heeft, als zodanig kan optreden. Deze moei-
lijkheid zou zich niet hebben voorgedaan, indien niet
een paar jaar geleden de toen in functie zijnde reserve-
badmeester ontslag had genomen.
De heer Mr. Dr. van Bruggen blijft het betreuren,
dat de raad zo weinig zeggenschap heeft bij de benoe-
ming van onderwijzers. Dit college zou ongetwijfeld
beter tot een beoordeling der candidaten in staat zijn,
wanneer deze met de raadsleden kennis maakten. Inder-
daad is het zo, dat het hoofd der school. de inspecteur
en de wethouder van onderwijs uit het optreden van
de onderwijzer in zijn eigen klas, uit zijn omgang met
de leerlingen, uit de schriften en uit zijn huiselijk milieu
een veel alzijdige indruk van zijn kwaliteiten kunnen
krijgen dan een raadslid. bij wie een candidaat thuis
een kort bezoek brengt.
De heer Disselkoen, wethouder, zegt, dat de fout ligt
bij het systeem dat het benoemingsrecht in handen van
de raad legt. Het is eigenlijk onjuist, dat de raad voor
een dergelijke benoeming de verantwoordelijkheid
draagt. Van iedere andere door de raad te benoemen
hoofdambtenaar weet dit college meer. Deze toch zullen
in de regel iets bepaalds gepresteerd hebben, bijv. een
riolering aangelegd. Bij een onderwijzer is dit niet het
geval en de gehele raad kan niet naar hem gaan kijken.
Het is dan ook maar het beste van twee kwaden het
minst kwade te kiezen en op het kompas van burge-
meester en wethouders te zeilen. Dat is de meest prac-
tische oplossing en niet die waarbij wordt afgegaan op
een bezoek ten huize der raadsleden.
De Voorzitter antwoordt de heer Mr. Dr. van Brug-
gen nog, dat de Commissie voor Sociale Zaken steeds,
wanneer de noodzaak zich daartoe voordoet, bij elkaar