14 Februari 1950.
103
liggen in de onmiddellijke nabijheid de Centenbrug en
de brug voor de waterleiding. Spreker acht de bouw van
een nieuwe brug hier niet urgent, omdat er weinig rij-
verkeer is. Er zijn belangrijker uitgaven te doen.
Het is niet de bedoeling van de heer van der Linden
om daar spoedig een brug te bouwen, maar wel, dat als
de bouw van een brug nog jaren moet duren, dan in
deze post gelden uit te trekken voor herstel van de land-
hoofden, opdat later deze landhoofden nog voor een
nieuwe brug kunnen worden benut.
De Voorzitter zal deze landhoofden nog eens be-
kijken.
Hoofdstuk VIII. ONDERWIJS, KUNSTEN
EN WETENSCHAPPEN.
De heer Mr. Dr. van Bruggen wil een algemene op-
merking maken.
Ten aanzien van het vraagstuk van het subsidieren
van het B.M.O. heeft spreker nota genomen van de
toezegging van de wethouder in de commissie van
onderwijs, waarom spreker dit vraagstuk thans niet
ter sprake zal brengen, onderstellend, dat een regeling
over 1950 zal werken.
Ook op de kwestie van de schoolradio, welk probleem
de wethouder in studie heeft, zal spreker thans niet
ingaan.
Volgno. 468. Jaarwedden en wedden der
onderwijzers.
De heer Mr. Pliester vraagt bij dit en soortgelijke
volgnos. in de toekomst, naast het gemiddeld aantal
leerlingen der openbare scholen, het gezamenlijk aantal
leerlingen van de bijzondere scholen te vermelden. Spre-
ker zou dit gaarne ook zien bij het kleuteronderwijs.
Hiermede kan een betere indruk verkregen worden over
de kosten van het onderwijs per leerling.
De heer Disselkoen, wethouder, antwoordt, dat het
kleuter onderwij s nog de kinderziekten doormaakt.
Voortaan zal aan de wens van de heer Mr. Pliester
worden tegemoet gekomen.