17 Februari 1950. 135 Mijnheer de Burgemeester, dames en heren, Nu de heer van Lent, ik zou hier willen zeggen onze heer van Lent, een exposé heeft gegeven van hetgeen in deze gemeente werd gepresteerd, zoudt U kunnen denken, wat is hier dan voor mij nog te doen. Zelfs daar heeft het college en de raad voor gezorgd, dat er wat werk bleef wachten, feitelijk te lang bleef wachten, maar daaraan bent U noch wij debet. Ik denk hierbij aan het uitbreidingsplan van onze gemeente, dat opzettelijk tot uw komst niet werd af- gedaan. Bovendien is er hier voor een sportief mens, zoals U aan ons werd beloofd, nog een schone taak te doen, n.l. het bevordieren van de burgerzin in onze gemeente. U ziet, daarmede reeds zult U uw beide handen vol hebben. Nu heeft de heer van Lent onze raad geschetst als te zijn soepel, maar mijnheer de burgemeester, zo soepel is deze niet. Zelfs nu reeds hebben wij kritiek op de toespraak van onze geachte wethouder en loco-burgemeester, n.l. op dat gedeelte, waarin hij de wethouders voorstelde als mensen van rijpere leeftijd. Dat nemen wij niet, want deze heren hebben zich doen kennen als te zijn voor- uitstrevend, voortvarend en doorzettend, daar waar het het belang van de gemeente betrof en daarvoor is een woord van hartelijke dank hier zeker op zijn plaats. U ziet, mijnheer de burgemeester, U ontmoet hier een college van burgemeester en wethouders en een gemeenteraad waarin, niettegenstaande het verschil in opvatting, de saamhorigheid hoogtij viert, Wij voelen ons een team en als U vanaf vandaag de captain van dit team wilt zijn en wij krijgen daarbij de steun van de Almachtige, dan zal het heden voor Heemstede niet alleen een blijde, maar ook een goede dag zijn. (Ap- plaus) De Burgemeester dankt voor de vriendelijke woorden van de heer Reijnders. Spreker zal gaarne de captain van de raad zijn om zijn team naar de overwinning te voeren. De Secretaris, het woord verkrijgende, spreekt de burgemeester als volgt toe:

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1950 | | pagina 15