25
27 April 1950.
ander karakter gekregen en wordt als café-restaurant
steeds meer benut voor het houden van congressen,
ontvangsten en het houden van familiepartijen, terwijl
vooral ook het bezoeken van het restaurant door vreem-
delingen sterk is toegenomen. In deze omgeving voor-
ziet deze inrichting in een positieve behoefte, aangezien
slechts één zaak, doch in een geheel ander deel der
gemeente, aan deze eisen voldoet. De overige inrichtin-
gen in deze gemeente zijn op een geheel andere basis
ingericht.
Wij zouden ook geen enkel bezwaar hebben, dat van
deze vergunning alleen voor bepaalde gevallen gebruik
zou worden gemaakt, die door het verstrekken van
geregelde opgaven controleerbaar zouden zijn.
Het is dan ook onze overtuiging, dat er hier gegronde
redenen aanwezig zijn een voorstel te doen aan de
minister van sociale zaken ons overeenkomstig art. 8
le lid der Drankwet'te machtigen een vergunning boven
het vastgestelde maximum te verlenen voor één of meer
localiteiten van het Verversingshuis, welke inrichting
wordt aangemerkt als een buitengewone inrichting voor
maatschappelijk verkeer.
Aangezien dit gebouw eigendom der gemeente is,
dient voorts overeenkomstig het 2e lid van art. 14 der
Drankwet toestemming te worden gevraagd voor loca-
liteiten in dit Verversingshuis de genoemde vergunning
te mogen verlenen.
Wij stellen U mitsdien voor bijgaand besluit te willen
bekrachtigen.
Heemstede, 19 April 1950.
Burgemeester en wethouders van Heemstede,
A. G. A. van Rappard.
De secretaris,
N. Vos.