23 Mei 1950. 190 de 1 e zin van de 2e alinea van artikel 11 der ,,verorde- ning op de straatbelasting" (raadsstuk 33) verwijst spreker naar de daarop volgende zin, waarin is bepaald, dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn op grond van dwaling of verschoonbaar verzuim, kwijtschelding of vermindering van de verhoging te verlenen. Een verhoging van het na te vorderen bedrag met het viervojjd, is een in belastingverordeningen algemeen geldend tarief. De term ,,lijdt voorkomende in artikel 1 der verorde- ning „regelen artikel 122 gemeentewet" (raadsstuk 35), welke door de heer Kamerbeek niet begrepen wordt, is een zegswijze die men in alle mogelijke wetten en v'er- ordeningen aantreft. Men moet de taalkundige eisen bij verordeningen als de onderhavige niet te hoog stel- len. Het gaat er hier niet om voor het publiek, bijv. voor de schooljeugd, een mooi boekje samen te stellen, maar om een verordening te hebben die practisch werkt. In verband met het door de heer Kamerbeek opge- merkte ten aanzien van artikel 9, lid 1 en 2, zegt spre- ker, dat het gebruik van deze verordeningen zuiver intern is. Hoofdzaak is, dat de ambtenaren, secretaris, burgemeester en wethouders en gedeputeerde staten in staat zijn om de verordeningen te lezen en de zin daar- van te verstaan. Spreker geeft de heer Kamerbeek dan °°k in overweging te dezen aanzien geen veranderinqen te verlangen. Het bezwaar van de heer Kamerbeek tegen het niet noemen in artikel 11 van de „secretaris", gaat volgens spreker niet op. Het hier noemen van de secretaris zou ook niet juist zijn. Artikel 6 toch spreekt van het geven van inlichtingen aan verschillende instanties, waar- •onder ook de secretaris. Artikel 11 betreft echter een gezagsuitoefening en dat kan maar door één instantie worden uitgeoefend, in dit geval burgemeester en wet- houders. Hier is dus geen tegenspraak met artikel 6. z5ou de secretaris in artikel 11 wel genoemd zijn, dan zou men b.v. kunnen krijgen, dat de secretaris bepaalde boeken wel nodig acht, terwijl burgemeester en wet- houders die niet nodig kunnen achten. De heer Mr. Pliester zegt, dat de heer Reijnders toe- gegeven heeft de besmettelijke ziektenwet met de ziek- tewet verward te hebben.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1950 | | pagina 13