23 Mei 1950.
210
De heer van Lent, wethouder, herinnert ten aanzien
van de hertenkamp aan de periode van na de oorlog.
De toen aanwezige volkstuintjes moesten worden op-
geruimd om weer gelegenheid te scheppen om herten
te houden. Omdat de herten uit de hertenkamp uitge-
storven waren, moesten nieuwe beesten worden aan-
geschaft, hetgeen toen met veel moeite gepaard ging
heeft aanvulling plaats gehad met kalkoenen^
pauwen, schapen, eenden enz. met als gevolg, dat een
grote trek van bezoekers aan de hertenkamp ontstond.
Ongeacht welke dag men in Groenendaal aanwezig
is, altijd staan veel mensen en kinderen bij de dieren
te kijken.
Waar door de heer Mr. Pliester over Groenendaal
gesproken is als over een teer punt, wijst spreker er
op, dat van Goenendaal een buitengewone attractie
uitgaat, waarom hij er altijd veel ambitie voor heeft
gehad. Het is geenszins de bedoeling om hier een klein
artis te maken, omdat er verder geen uitbreiding aan
de gelegenheid voor het houden van dieren zal worden
gegeven.
De heer Mr. Zeelenberg, aldus spreker, heeft ge-
zegd dat verstandige mensen een uitgaven die boven
hun krachten gaat nalaten, waarmede hij wel niet zal
willen beweren, dat het college van burgemeester en
wethouders niet uit verstandige mensen bestaat.
de begroting is voor Groenendaal aan onderhoud
enz. een bedrag geraamd van 60.000.Het nu
aangevraagde crediet maakt op dit bedrag slechts een
fractie uit.
De heer Zegwaart heeft betoogd, dat door deze uit-
breiding van de hertenkamp meer toezicht in Groenen-
daal nodig zal zijn. Spreker is integendeel van mening,
dat de aandacht van de bezoekers meer op de dieren
zal gevestigd blijven, hetgeen voor het toezicht ge-
makkelijker is, dan wanneer de bezoekers in het bos
verspreid zijn. De door de heer Zegwaart aangeroerde
kwestie van de salariëring van het gemeentepersoneel
îs niet aan de orde. Mogelijk dat aan zijn wensen in
de toekomst tegemoet gekomen kan worden.
Dat de heer Mr. Bakhuizen van den Brink tegen
het voorstel is, acht spreker geen bezwaar. Ook spre-
ker behoudt zich het recht voor om, indien hij het met
de meerderheid van burgemeester en wethouders niet