229
29 Juni 1950
staan de raad z.i. voldoende middelen ten dienste. om
over mogelijke misstanden die zouden kunnen ontstaan,
van zijn misnoegen te doen blijken.
De heer Ir. Kooijmans vraagt bij artikel 8, le lid,
luidende: „Het geneeskundig schooltoezicht is van zui-
ver adviserende aard; het wordt uitgeoefend door een
geneeskundige met de titel van schoolarts", of de hier
bedoelde geneeskundige reeds schoolarts moet zijn in
de gemeente of dat hij uit hoofde van de opdracht tot
het uitoefenen van het geneeskundig schooltoezicht de
titel van schoolarts verkrijgt.
Bij artikel 10, waarin bepaald is, dat in de instructie
van de schoolarts o.m. wordt geregeld, dat hij geen ge-
neeskundige praktijk mag uitoefenen, terwijl deze uit-
sluiting eventueel ook zal moeten gelden voor zijn echt-
genote, vraagt spreker, of deze bepaling uitsluitend
gericht is op de toekomst; zij geldt toch immers ook
voor de echtgenote van de in functie zijnde schoolarts.
Waarom staat dit niet in de tegenwoordige tijd?
Het komt de heer Disselkoen, wethouder voor dat
de raad te weinig in het oog heeft gehouden, dat het
hier een van de vele besluiten betreft die opnieuw moe-
ten worden vastgesteld om te voorkomen, dat zij per
December a.s. zulJen zijn vervallen. Burgemeester en
wethouders brengen hier niet iets nieuws, aangezien
regeling van het geneeskundig schooltoezicht al
jaren bestaat. Zij is gebaseerd op het besluit, dat op
1 December zal vervallen. Het betreft hier dus alleen
maar de zorg, dat de bestaande regeling doorloopt.
opreker zou over de concrete inhoud liever niet van
gedachten willen v/isselen. Dit zou zi. alleen nut hebben
indien burgemeester en wethouders veranderingen zou-
den willen aanbrengen.
Door de heer Mr. Dr. van Bruggen is betoogd, dat
dez.e verordening steunt op de wet gemeenschappelijke
regelingen van 1 Apri] 1950. Spreker wil er op wijzen,
dat deze wet nu wel inmiddels van kracht is geworden,
maar dat de verordening niet op deze wet steunt. Wel'
is bij de redactie van deze verordening ,,mede gelet"
op die wet. Deze wet heeft geen wijzigingen in de
regeling veroorzaakt.
In verband met de gemaakte opmerking, dat de zeg-
genschap van de commissie groot is en die van de raad