31 Augustus 1950.
278
meester en wethouders hechten er veel waarde aan om
de grond in bezit te krijgen met het oog op hun plannen
tot een zeer spoedige bebouwing daarvan. In vergelij-
king met de grondprijzen van andere terreinen achten
burgemeester en wethouders de prijs niet hoog.
De calculatie voor het bouwrijp maken van de grond
geeft redelijke uitkomsten. Spreker kan uiteraard deze
calculatie niet in het openbaar bespreken.
Nadat de heer Verspoor hiervan heeft kennis geno-
men, verklaart hij er zich mede accoord.
De heer Kamerbeek vraagt, of burgemeester en wet-
houders de kwestie van een onteigeningsprocedure op-
genomen hebben.
De heer Mr. Bakhuizen van den Brink, wethouder,
merkt op, dat men tegenover notaris Dölleman moeilijk
de kwestie van onteigening kan bespreken.
De Voorzitter wijst er nog op, dat bij onteigening
van de gronden blijken zal, dat deze zeker niet goed-
koper te verkrijgen zijn.
De heer Reijnders bepleit de wenselijkheid voor de
•gemeente om zoveel mogelijk grond te kopen, indien
daarvoor een uitbreidingsplan wordt vastgesteld. Het is
n.l. een feit, dat indien voor gronden een uitbreidings-
plan wordt vastgesteld, de grondprijs onrustbarend
stijgt. Dit is een toegestane speculatie, waar niemand
wat aan doet. Als onteigening plaats vindt, zal zeker
met het bepalen van de prijs rekening worden gehouden
met een op de grond liggend uitbreidingsplan. Spreker
acht het, nu plannen bestaan om tot vaststelling van een
nieuw uitbreidingsplan te komen, wenselijk, dat de ge-
meente zoveel mogelijk de gronden, die daarvoor in
aanmerking komen, in eigendom krijgt.
Het ontwerp-besluit wordt vervolgens zonder hoofde-
lijke stemming vastgesteld.
X. UITKERINGSBESLUIT TWEEDE
HALFJAAR 1950.
Het voorstel met ontwerp-besluit is opgenomen in de
gedrukte stukken onder volgno.
•64. Uitkeringsbesluit tweede halfjaar 1950.