31 Augustus 1950.
270
Zegwaart eens, dat de naam onaangename herinne-
ringen opwekt. Feit is echter, dat deze instructie in 1942
is vastgesteld en verder op het ogenblik geen wijziging
behoeft, waarom het spreker niet nodig voorkomt om
de instructie, alleen ter wille van een naam, opnieuw
vast te stellen. Spreker voelt er meer voor om dit te
zijner tijd opnieuw onder het oog te zien.
De heer Zegwaart is geen jurist, maar toch vraagt
hij zich af, of in verband met het feit, dat de verorde-
ning op de schoolartsendienst opnieuw moest worden
vastgesteld, wilde zij niet op 1 December 1950 vervallen,
de daaruit voortvloeiende instructies ook niet opnieuw
moeten worden vastgesteld. Dit is zijnerzijds geen
poging om deze instructie op de baan te krijgen, die
spreker in de vergadering van 29 Juni heeft bepleit.
De heer Mr. Dr. van Bruggen onderschrijft het ge-
sprokene door de heer Zegwaart. De naam die onder de
instructie staat, is niet van belang. Het is echter een
juridisch vreemde figuur als men het recht gaat zuiveren
en krachtens deze zuivering een bepaald besluit intrekt,
dat dan de uit dat besluit voortvloeiende instructies ook
niet worden ingetrokken. Spreker is daarom van mening,
dat deze instructie door de thans bevoegde autoriteit
opnieuw moet worden vastgesteld. De drukkosten zijn
in deze kwestie van geen belang. Dit kan trouwens zeer
eenvoudig gebeuren, nu de wethouder heeft gezegd, dat
geen wijziging der instructie nodig is, door de thans
daaronder staande naam en datum met zwart te over-
drukken en daarvoor een andere naam en datum in de
plaats te stellen.
De heer Disselkoen, wethouder, zal deze wens aan de
commissie voor de schoolartsendienst overbrengen.
De heer Reijnders wel er, in verband met het onder d.
ingekomen stuk, op wijzen, dat er nog steeds gemeente-
naren zijn, die met geld van de gemeente menen te
kunnen smijten, terwijl zij dit wel achterwege zouden
laten, als zij dit uit eigen portemonnaie zouden moeten
betalen.
Spreker noemt het feit, dat deze heren de Raad,
Gedeputeerde Staten en de Kroon enige keren, zij het
krachtens de wet, met hun ,,gepraat" bezig houden, een