301 28 September 1950. De heer DisseLkoen, wethouder, antwoordt, dat dit laatste zeker niet de bedoeling is. Indien dit uit de regeling opgemaakt zou kunnen worden, zou spreker hier willen vastleggen, dat bij aanneming van de rege- ling de redactie in die zin wordt aangevuld. Naar aanleiding van het verzoek van de heer Ver- hoeven om de schoolbesturen aanwijzing te geven hoe burgemeester en wethouders tot het bedrag van 20. gekomen zijn, zegt spreker, dat hij vreest, dat men door deze inlichting te geven op glad ijs komt. Daar- door zal men zeker discussie uitlokken over dingen die niet bediscussieerd moeten worden. Men komt dan tot de beoordeling of een bepaalde uitgave voor de be- rekening van de bijdrage wel of niet in aanmerking komt. Spreker is van mening, dat men de gelegenheid daarvoor niet moet scheppen. Dit lijkt spreker zeer gevaarlijk. Anderzijds wil spreker er op wijzen, dat, als in de regeling niet wordt opgenomen dat het ver- boden is verplichte bijdragen van de ouders te heffen, de basis waarop de regeling rust, daaraan ontnomen wordt. De ouders moeten daaromtrent gerust kunnen zijn. Zij moeten middels deze regeling beschermd wor- den tegen op hen toe te passen verplichte heffingen. Waar de heer Ir. Kooijmans spreker dualisme verwijt, wijst spreker er op, dat burgemeester en wethouders juist de gelijkstelling van de ouders beogen in tegen- stelling met de heer Ir. Kooijmans die deze zaak van het standpunt van de scholen bekijkt. De positie van de scholen is in deze kwestie niet primair. Spreker is het eeng met de mening van de heer Mr. Dr. van Bruggen, dat de offervaardigheid. van de ouders groot genoeg zal zijn om aan de bijzondere behoeften van de scholen te voldoen, V'oorts wijst spreker er op, dat thans een schoolgeld wordt geheven van 0 tot X gulden. Voor alle leerlingen wordt echter subsidie gegeven. Enige jaren is in deze kwestie naar een modus gezocht. Burgemeester en wethouders menen deze nu gevonden te hebben. De regeling dient in wederzijds vertrouwen aanvaard en toegepast te worden. Spreker merkt nog op, dat wat de grootte van de bijdrage be- treft, de raad het jaarlijks voor het zeggen heeft en niet burgemeester en wethouders. Als de redelijkheid daartoe noopt, zal zeker wijziging in het besluit gebracht wor- den.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1950 | | pagina 16