28 September 1950.
302
De heer Mr. Zeelenberg is overtuigd van de bereid-
heid van de ouders om uit eigen beweging offers te
brengen. Bij het lager onderwijs heeft ook deze bedoe-
ling voorgezeten.
De heer Disselkoen, wethouder, wijst er nog op, dat
bij het bijzonder lager onderwijs hetzelfde schoolgeld
wordt geheven als bij het openbare.
De heer Mr. van Wijk zegt, dat de wethouder niet
moet veronderstellen, dat bij hem vrees bestaat voor
de offervaardigheid van de voorstanders van het bij-
zonder onderwijs. Het uitgangspünt van de wethouder
is fout. Dit ligt niet bij de ouders maar bij het onder-
wijs. Dat wordt gesubsidieerd en niet de ouders. Wat
de schoolbesturen met de subsidie doen, gaat verder nie-
mand wat aan. Men kan aan het verlenen van een bij-
drage niet het recht ontlenen om zich tussen de leden
en de schoolbesturen te stellen. Een subsidiëring met een
dergelijke voorwaarde is voor spreker niet aanvaard-
baar.
De heer Reijnders wijst er op, dat de heer Mr. van
Wijk uit het oog verliest dat het geen wettelijk voor-
schrift is dat Heemstede de bijzondere scholen voor
M.O. en V.H.O. subsidieert. Als het gebeurt, geschiedt
dit geheel vrijwillig. Maar dan kan men niet meer ver-
langen dan wat Heemstede nu wil doen. Hierbij dient
men alle principiele kwesties achterwege te laten.
De heer Ir. Kooijmans stelt voor, de laatste zin van
artikel 3 te laten vervallen.
Dit voorstel wordt door de heren Mr. van Wijk,
Mr. Zeelenberg en Brink gesteund.
De heer Disselkoen, wethouder, zegt, dat dit voorstel
de grondslag aan het te nemen besluit ontneemt. Bij
aanneming daarvan zullen burgemeester en wethouders
zich over intrekking van hun voorstel beraden.
De Voorzitter wil het voorstel van de heer Ir. Kooij-
mans in stemming brengen.
De heer Mr. Dr. van Bruggen wil, alvorens tot stem-
ming wordt overgegaan, zijn stem motiveren. Hij ziet
het voorstel van burgemeester en wethouders als een